. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 70. — SAXIFRAGACEAE. — 479 De bloemstengel. dicht met bladen bezet. Kroonbladen aan den voet met 2 knobbels. Kelkslippen eirond, teruj^geslajien. Bladen lancetvormig S. Hireulus biz. 479. b. Kelk met het vruchtbeginsel vergroeid, dit laatste dus onderstandig. Tros 2-9- bioemiji. Kroonbladen aan den voet zonder knobbels. Kelkslippen rechtop- of af- staand. Bladen der rosetten handvormig 3-5-spletiK, de hoogere bladen ongedeeld, lijnvormig S. hypooides bIz. 479. B. Geen bebladerde loten. Vruchtbeginsel onderstandig. Bloemen wit. a. Onderste bladen spatel
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 70. — SAXIFRAGACEAE. — 479 De bloemstengel. dicht met bladen bezet. Kroonbladen aan den voet met 2 knobbels. Kelkslippen eirond, teruj^geslajien. Bladen lancetvormig S. Hireulus biz. 479. b. Kelk met het vruchtbeginsel vergroeid, dit laatste dus onderstandig. Tros 2-9- bioemiji. Kroonbladen aan den voet zonder knobbels. Kelkslippen rechtop- of af- staand. Bladen der rosetten handvormig 3-5-spletiK, de hoogere bladen ongedeeld, lijnvormig S. hypooides bIz. 479. B. Geen bebladerde loten. Vruchtbeginsel onderstandig. Bloemen wit. a. Onderste bladen spatelvormig, de stengelbladen wigvormig-langwerpig. Kelkslippen eirond S. triductylites bIz. 480. b. Onderste bladen rondachtig-niervormig, gekarteld, in hunne oksels vaak knolletjes dragend. Stengelbladen wigvormig-rondachtig. Kelkbladen langwerpig-lancetvormig. S. granulata bIz. 480. S. Hirculus ')L. Bokjessteenbreek (fig. 582). Deze plant heeft een dunnen wortelstok met draadvormige uitloopers. is rechtopstaand, beneden bijna kaal. naar boven met af- staande, roodachtige haren bezet, los bebladerd. zonder roset van bladen aan den voet. De bladen zijn verspreid, lancet- lijnvormig, zittend, rechtopstaand, stomp, gaafrandig, ver- spreid bevvimperd. de onderste zijn gesteeld. De bloemen zijn geel, alleenstaand, eindelings staand of er komen ool>: nog eenige uit de bovenste bladoksels. De bloem- ,a stelen zijn dicht met roestbruine wol bekleed. De kelkslippen \\' zijn eirond, ook aan den rand met roestbruine wol gewim- perd, zij hebben een afgeronden top en zijn na den bloeitijd teruggeslagen. De kroonbladen zijn 4 a 5 maal zoolang als de kelkslippen, goudgeel, aan den voet met donkerder pun- tjes, langwerpig, uitgespreid opgericht. De meeldraden zijn korter dan de kroonbladen. De doosvrucht is langwerpig met korte uiteenwijkende stijlen (fig. 582). 12-25 cM. ^. Juli—September. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Noord-Europa op veenachtige grond
Size: 1445px × 1728px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants