. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië. o. 14 op blz. 158). (no. 1 hiervoren), alleen zijn hier de lijnfiguren in de parang-vlakken uitgewerkt tot drie-hoeken (gestyleerde bladornamenten). 14. Parang sawoet latar = streepjes, krulletjes. Met vrijlating telkens van een punt van den gegolfden rand loopen hiervan in horizontale rich-ting bladornamenten met omgekrulden top uit naar de andere zijde, en tegen elkaar in. 15. Parang tjindé latar poetih. Tj i n d é = een bijzonder soort zijden weefsel. Bijna hetzelfde patroon als parang sawoet, no. 14; alleen zijn hier de d
. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië. o. 14 op blz. 158). (no. 1 hiervoren), alleen zijn hier de lijnfiguren in de parang-vlakken uitgewerkt tot drie-hoeken (gestyleerde bladornamenten). 14. Parang sawoet latar = streepjes, krulletjes. Met vrijlating telkens van een punt van den gegolfden rand loopen hiervan in horizontale rich-ting bladornamenten met omgekrulden top uit naar de andere zijde, en tegen elkaar in. 15. Parang tjindé latar poetih. Tj i n d é = een bijzonder soort zijden weefsel. Bijna hetzelfde patroon als parang sawoet, no. 14; alleen zijn hier de driehoekige blad-ornamenten grooter en aan de zijden voorzien van spitse kartelingen. 16. Parang djènggot latar ènggot — baard. Bijna hetzelfde als de p a r a n g sawoet, no. 14, met een weinig variatie in de driehoekige blad-ornamenten rusten op de uit den gegolfden rand ontspringende krullen enmoeten sik- of baardpunten (dj è n g g o t = baard) voorstellen. 17. Parang tjèngger latar poetih. Tjèngger = Fig 210. Parang djènggot (no. 16 op blz. 158).
Size: 1935px × 1292px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1910, booksubjectweaving, bookyear1912