. Album der Natuur. 136 OVER DE NATUURLIJKE GESTELDHEID DER LIGCHAMEN, grootte. Zoo wij iedere sekonde door eene Ned. streep aanduiden, dan stelt A ons de planeet Mercurius in haren versten, B in haren gemiddelden, C in haren kleinsten afstand van onze aarde voor. c 1 o O. Fig. 2. Bij de moeijelijkheid om deze planeet waar te nemen , kan het ons dan ook niet verwonderen, dat copernicus er zich over beklaagt ten grave te zullen dalen , voordat hij ooit deze planeet gezien had. Tyoho de brahé was echter gelukkiger, daar hij ze meermalen met het bloote oog op zijn sterrewacht te Frauenburg waarna


. Album der Natuur. 136 OVER DE NATUURLIJKE GESTELDHEID DER LIGCHAMEN, grootte. Zoo wij iedere sekonde door eene Ned. streep aanduiden, dan stelt A ons de planeet Mercurius in haren versten, B in haren gemiddelden, C in haren kleinsten afstand van onze aarde voor. c 1 o O. Fig. 2. Bij de moeijelijkheid om deze planeet waar te nemen , kan het ons dan ook niet verwonderen, dat copernicus er zich over beklaagt ten grave te zullen dalen , voordat hij ooit deze planeet gezien had. Tyoho de brahé was echter gelukkiger, daar hij ze meermalen met het bloote oog op zijn sterrewacht te Frauenburg waarnam. Moestlin, de vriend en leermeester van den grooten kepler, was dan ook gewoon te zeg- gen, dat hij , zoo hij iemand vond, die zich met Mercurius wenschte bezig te houden , zich verpligt zou gevoelen hem liefderijk aan te raden zijnen tijd beter te besteden. In lateren tijd heeft men met de beste teleskopen de schijf van Mer- curius bestudeerd. Alleen van 1836 tot 1842 zijn, gelijk le verrier verhaalt, op het Parijsche observatorium niet minder dan 200 volle- dige waarnemingen op deze planeet gedaan. Ook op andere plaatsen hebben de sterrekundigen er zich met allen ijver op toegelegd om althans iets van de oppervlakte van die planeet te weten te komen. Zoo is men langzamerhand tot de overtuiging gekomen, dat Mercu- rius met eenen dampkring moet zijn omgeven. Herschel meende het bestaan van een dampkring te moeten ontkennen, omdat bij de over- gangen voor de zonneschijf geene de minste straalbreking, lichtver- zwakking of lichtkleuring aan den rand van de schijf van Mercurius werd waargenomen. Maar hij werd hierin door andere sterrekundigen tegengesproken. Schröter had reeds in 1801 opgemerkt, dat enkele plaatsen op de oppervlakte van Mercurius eene toe- en afneming van licht ondergingen. Hij meende dit toe te moeten schrijven aan wolken die over de oppervlakte der planeet dreven, en waar wolken zijn, daar moet men ook een dampkring aannemen, waardoor die wolken gedragen wor


Size: 1581px × 1581px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bhlconsortium, boo, bookcollectionbiodiversity, bookleafnumber160