. Hof-gedachten, dat is, invallen, by gelegentheyt oft op't gesichte van boomen, planten, bloemen, kruyden, en diergelijcke aerdt-gewassen, verweckt, in't Buyten-leven . ;vcchten om de overhant;En ick weet nau, in dit geval,Wie dat er ftaen of wijeken faï.Ick lle dat mijn geheelen tijt,Hier niet en is, als enckel ftrijt,Hier niet en is, als ftage krijgh -,Dies ick in ootmoet nederfijgh,En roepe ftaegh, in dit gevecht,O Godt! bewaer doch uwen ftort hem in, dat ghy gebiet,Soo fchaet my druck of blijtfchap niet. XXXI. Op tgejïche Dan kinderen haerfpeeltiiygh onder eenfèrckfocckende. kAe
. Hof-gedachten, dat is, invallen, by gelegentheyt oft op't gesichte van boomen, planten, bloemen, kruyden, en diergelijcke aerdt-gewassen, verweckt, in't Buyten-leven . ;vcchten om de overhant;En ick weet nau, in dit geval,Wie dat er ftaen of wijeken faï.Ick lle dat mijn geheelen tijt,Hier niet en is, als enckel ftrijt,Hier niet en is, als ftage krijgh -,Dies ick in ootmoet nederfijgh,En roepe ftaegh, in dit gevecht,O Godt! bewaer doch uwen ftort hem in, dat ghy gebiet,Soo fchaet my druck of blijtfchap niet. XXXI. Op tgejïche Dan kinderen haerfpeeltiiygh onder eenfèrckfocckende. kAerfpeeldenTongens in de Kerck,En daer lagh doen een groote ferek,Waer onder dat een tol of klootVan dit gefelfchap henen (choot. De Ionge, wiens het fpeeltuygh was,Die lieper coe, en bijfter ras, Soo fteld hy gantfeh het lijf te werek,En keeck, en om, en aen de ferek ,Waer tol, of koote, liggen mocht,Dien hy met vlijt en moeyte focht. Een, die op defen handel fagh,Ontfing het met een droogen lach, N 3 En 101 Invallende Gedachten En nam het voor een kintfehc gril jMaer ick ftont voor een wijle flil, En liet et tot mijn hertc gaen,En fprack mijn domme finnen Mijn ziel, dit eygen kinder-fpel,Beftaen oock oude lieden wel,Wy zijn, eylaes! te bijfter mal,Wy hebben noch ons koot of bal,Wy ftaen als dichte by het graf,En wie leyt vleefch en werelt af?Het fpel dat ons wel eer beviel,Dat kleeft ons noch tot aen de ziel. Wy zijn daer op, als gantfeh verfot,Dies roep ick tot u, lieve Godt,Ick ben gantfeh dichte by de ferek,Ey leyt my tot uw eygen werek. En mits ick ben ten vollen grijs,Maeckt my ten langen leften wijs jOp dat ick, in mijn ouden dagh,Geen kinder-fpeeltjens plegen magh. XXXII. Op tegenfpoet of vreemde gevallen. VTYn Godt! hoe wonderbaerzijt ghy in uwe wegen, Ontrent het meefte leet, daer vind ick dickmael zegen } Ghy op voorvallende gehgenthcden. Ghy fêndt my lomtijts vreught, oock midden in den rou;En hebt my goet gedaen, oock als ick niet en wou. Ick was in groot
Size: 1823px × 1371px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookauthorcatsjac, bookcentury1600, bookidhofgedachtendati01cats