. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 77. ROSACEAE. — 585 bestaan uit 7-9 blaadjes, deze zijn klein, eirond-Iangwerpi^ of omgekeerd eirond, enkel of dubbel gezaaj^d, van onderen blauwj^^roen, doch incest niet klierachtig. De steunbladen zijn smal, met plotseling verbreede en uiteen- staande oortjes. De bloemen staan alleen , hebben gladde of behaarde stelen. De kelkbckcr is kaal, deslippen zijn gaafrandig. De kroonbladen zijn meest wit, aan den voet iets geelachtig, vrij groot. De vrucht- kelk is rechtopstaand, blijvend. De schijnvrucht is zwartpurper, vrij groot. t\ 3-9 dM. Juni, Juli. Vo
. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 77. ROSACEAE. — 585 bestaan uit 7-9 blaadjes, deze zijn klein, eirond-Iangwerpi^ of omgekeerd eirond, enkel of dubbel gezaaj^d, van onderen blauwj^^roen, doch incest niet klierachtig. De steunbladen zijn smal, met plotseling verbreede en uiteen- staande oortjes. De bloemen staan alleen , hebben gladde of behaarde stelen. De kelkbckcr is kaal, deslippen zijn gaafrandig. De kroonbladen zijn meest wit, aan den voet iets geelachtig, vrij groot. De vrucht- kelk is rechtopstaand, blijvend. De schijnvrucht is zwartpurper, vrij groot. t\ 3-9 dM. Juni, Juli. Voorkomen in Europa en in Nederland. Deze plant komt op droge plaatsen, bv. zonnige heuvels op zandgrond, vooral in Midden-Europa voor en is bij ons vooral in de duinen J5. Crataégus L. Meidoorn. Rosa pxmpinellifoUa Fig. 714. Kelkslippen 5, kort, uitgespreid. Kroonbladen 5, bijna cirkelvormig. Stijlen 1-3. Vruchtbeginsel onderstandig. Vrucht vleezig, klein, door de verdroogde kelkslippen gekroond, glad, rood, met 1-3 steenen. Bloemen wit of rosé, welriekend, in tuilen, na de bladen verschijnend. Bladen enkelvoudig, vinlobbig tot vindeelig met bladachtige, groote steun- bladen, die aan de loten blijven. Doornige heesters, zelden boomen. Tabel tot het determineeren van de soorten van Crataegus. A. Bloemstelen kaal. Kelkslippen eirond, bij de vrucht afstaand. Stijlen meest 2-3. Schijn- vrucht eirond, met 2-3 steenen C. Oxyacantha blz. 586. B. Bloemstelen behaard. Kelksiippen lancetvormig, bij de vrucht vaak teruggeslagen. Stijlen meest 1. Schijnvrucht bolrond, met meest 1 steen . C. monogyna blz. 587. Biologische bijzonderheden. De bloemen vallen door haar geur (door trimethylamin veroorzaakt) en door haar vereenigd zijn tot grootere bloei- wijzen op. Door den geur behooren ze tot de groep van bloemen, die vooral door van rottende stoffen levende vliegen bezocht worden. Honig wordt afgescheiden door een ring aan den voet der bloem en hij is ge- woonlijk bedekt door wo
Size: 1434px × 1743px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants