. Voncken der liefde Jesu, van het Godt-begerende zielen-vuur : zynde bloemetjes der saalige hoope, tot verheugelykheid der wandelaars, langs den weg, na vreeden-ryk : een behelsinge van vyftig sinne-beelden, met hunne, daar op speelende, verssen, en heylige spreuken . r L I E F D E J E S U. 5 T O E-Z A N G. Siet hoe dat gy dan voorjichtig wandelt, nizt ah de on- wyfe, maar als de wyje. Den tyd uythopznde, dc- wyl de daagen boos ^yn„ Eph,?, vers 15, 16. Toon: Niereja: of iQGebooden. ,A Is andere %yn in vreugd verhezven,Enjpillen haarengulden tyd,Van t vluchtig en onfeeker Ie even,Door veeier l


. Voncken der liefde Jesu, van het Godt-begerende zielen-vuur : zynde bloemetjes der saalige hoope, tot verheugelykheid der wandelaars, langs den weg, na vreeden-ryk : een behelsinge van vyftig sinne-beelden, met hunne, daar op speelende, verssen, en heylige spreuken . r L I E F D E J E S U. 5 T O E-Z A N G. Siet hoe dat gy dan voorjichtig wandelt, nizt ah de on- wyfe, maar als de wyje. Den tyd uythopznde, dc- wyl de daagen boos ^yn„ Eph,?, vers 15, 16. Toon: Niereja: of iQGebooden. ,A Is andere %yn in vreugd verhezven,Enjpillen haarengulden tyd,Van t vluchtig en onfeeker Ie even,Door veeier leyeydelheyd, z Soo laat ons met bedaarder finnen,Bedenckzn t korte jaar getal,En wat daar in is t oever winnen 7En wat het namaals wcefen %al* 3 Wat mag een weynig weelde baat en,Wat helpt een weynigydle vreugd ?In t Eyntjemoet men t al verlaaten^Dan geiter niet als waare deugd» 4, O Deugd l ofchoonfte Bloem op aarde, Wat is hy wys > en waarly\ ryf{,Dizu voor jynenfehat vergaarden,In plaats van aardje drek enflyk* 5 Gyjpant de kroon van alle voert uw eygnaar door den dood^In t jchoongetal der hecmellingcn3Daar is hy eeuwig buyten nood, O deugd %oo wyd en breed te roemen,Wit f^an uw boogt waarde noemen \ A 3 Niet \ V O N C K E N II. Niet Godt troop: ons, laat lichten uw aanficbt, foogetteefcn 80. vers 3. De Heereis Godt, die ons !m 118. vers 27. De rechtvaerdi^cmoet dat licht al-toos opgaan. Pfarm 97. vers 11. Den vroomen gaat datlicht op in 4c duyfiernis. Pfalm 112. vers Ge nee ft der LIEFDE ] E S ü, 7 Geneeft my Heer e, foo fal ickgenéefen 17. 14. Vjrelyck deSon donrype vrucht befchynt,En met een fchat van vriendelyke krachten, Doorbalfêmt, dat de wrange aard verdwynt,Tot fmaak der geen die op haar rypheyd wachten, Zoo ook, myn God : De Ziel, in haar wilden aard, uyt Adamsboomgebooren, Is wrang en wreed, door-bittert, ftraf, enfuur^Onaangenaam om t proeven te bekooren. Wat ey ft haar nood ? Wat anders


Size: 1449px × 1723px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookdecade1690, booksubjectemblems, booksubjectmysticism, bookyea