. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . D H E R T E. 83 Lucas XL vers 34-36. e kaarfe des Ughaams is de ooge. Wan-neer dan wwe ooge eenvoudig is ^ zoo is eok ui»geheele lighaam verlicht: maar zoo zy hoosis^ zoo is ook uw [_geheel~\ lighaam duifier. Ziet dan toe, dat niet het licht, het welkin tl is^ duifier nis zy. Indien dan uw lighaam geheel verligt is ^niet hebbende eenig deel dat dui fier is^ zoozal het geheel verlicht zyn^ gelyk wanneerde kaarfe met het fchynzel u verlicht* Joan: V, vers 28 en 29. De uure komt ^ in welke allen die in dagraven zyn^ zyne fiem zullen hoor en. En zu
. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . D H E R T E. 83 Lucas XL vers 34-36. e kaarfe des Ughaams is de ooge. Wan-neer dan wwe ooge eenvoudig is ^ zoo is eok ui»geheele lighaam verlicht: maar zoo zy hoosis^ zoo is ook uw [_geheel~\ lighaam duifier. Ziet dan toe, dat niet het licht, het welkin tl is^ duifier nis zy. Indien dan uw lighaam geheel verligt is ^niet hebbende eenig deel dat dui fier is^ zoozal het geheel verlicht zyn^ gelyk wanneerde kaarfe met het fchynzel u verlicht* Joan: V, vers 28 en 29. De uure komt ^ in welke allen die in dagraven zyn^ zyne fiem zullen hoor en. En zullen uitgaan^ die het goede gedaan-hebben^ tot de opfianding des lecvens: en diehet kwaade gedaan hebben tot de opfiandingder verdoemenijje, Eph: V vers 8. Gy waart eertyds duifierms, jnaar nu zytgy licht in den Heere: wandelt als kinderendes lichts. Col os. I. vers 12. Dankende den Fader,, die ons bekvjaam ge-maakt heeft^ om deel \_te hehhen~\ inde erveder heiligen in het licht, F 2 Op ^4 Het OvERVLaEijENi> XXV. ._ Op t Zien van een US zeide m haar: zyt *üoel gemoed ik hen>V, en vreefi u niet. En Hy klam tot haar in V [chip en d&ivind ftilde. Mare: VI. v. 50 en 51. Op HERT E, 85 Op Figuur XXV. J Jq goede Jezus voer wel eer,in t fchip van Petrus over t Meer; Och dat hy nu noch met ons vaare!in t kranke fchip van vlees en over zoo veel Baaren moet. Op dat hy ons voor t kwaad : LXVIIL vers 23. D e He er e heeft gezegd: ik zal wederbrengen uit Bafan; ik zal vjederbrengen uitde dieptm der Zee. Ps: LXIX. vers 15 en i^. Ruk my uit den flyk^ en laat my nietverzinken; laat my gered voorden van myn^haaters en uit de diepten der wateren. Laat my de Watervloeden niet overftroomen,en laat de diepte my niet verflinden, Matth: XXVIII. vers 20. En ziet ik hen met u lieden alk de dagentot de voleindinge der weereld. F 3 De 8$ Het OVERVLOEIJEND Koning.
Size: 1491px × 1675px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookauthorluikenjan164, booksubjectemblems, booksubjectmysticism
