. Album der Natuur. 48 DE STEMWERKTUIGÈN DËR INSECTEN. Kg. als bij den meikever, zijn deze aderen veel minder gelijkmatig, want terwijl zij op sommige punten znlk een dikken chitine-wand hebben, dat zij boven het vlak van den vleugel uitspringen, is op andere punten die wand zoo dun en buigzaam, dat de vleugel opgevouwen en, hoewel veel grooter, onder de andere geborgen kan worden (e). Waar zóó de voorvleugels (E) optreden als dekplaten van de ach- tervleugels , wat niet alleen bij Kevers, maar ook bij Sprinkhanen, Krekels en dergelijke het geval is, zijn de eerste altijd harder en dik- ker da
. Album der Natuur. 48 DE STEMWERKTUIGÈN DËR INSECTEN. Kg. als bij den meikever, zijn deze aderen veel minder gelijkmatig, want terwijl zij op sommige punten znlk een dikken chitine-wand hebben, dat zij boven het vlak van den vleugel uitspringen, is op andere punten die wand zoo dun en buigzaam, dat de vleugel opgevouwen en, hoewel veel grooter, onder de andere geborgen kan worden (e). Waar zóó de voorvleugels (E) optreden als dekplaten van de ach- tervleugels , wat niet alleen bij Kevers, maar ook bij Sprinkhanen, Krekels en dergelijke het geval is, zijn de eerste altijd harder en dik- ker dan de laatste. Nu eens zijn zij min of meer lederachtig, dan weder zijn het ware pantserplaten of schilden, zooals bij de Kevers, waarom deze ook wel met den naam van Schildvleugeligen be- stempeld worden. Aan het achterborststuk sluit zich de laatste afdeeling van het li- chaam, het achterlijf (C), dat gewoonlijk uit 9 ringen is saam- gesteld , die door hunne afmetirjgen den vorm van het achterlijf bepa- len, welke bij de onderscheidene insecten nog al aanmerkelijke ver- schillen oplevert. Terwijl bij den meikever het gedrongen achterlijf met een breed grondvlak zich tegen het borststuk aanzet, zijnde voorste rin- gen van het slanke achterlijf van een wesp zoo smal, dat het schijnt alsof dit op een steeltje geplaatst is. Ter zijde van het lichaam, meestal eerst na het oplichten der vleugels, ziju kleine openingen zichtbaar, juist op de grenzen van het rug- en buikge- deelte van een achterlijfsring. Deze zijn de ademopeningen(fig. 1 C, w;)waardoor de lucht, waaraan het insect voor zijne ademhaling behoefte heeft, binnen in het lichaam kan gevoerd worden. Uit- gezonderd aan den kop en laatsten ach- terlijfsring, kunnen zij aan eiken ring voorkomen , evenwel nooit meer dan één paar. Deze ademopeningen heb- . , . .: , ,. , , . , ben meestal een ovale gedaante en Ademopening aan het ach ter borststuk ° der Vleeschvlieg, ch, chitinerand rond- zBn omgeven door een dik chitineli
Size: 1220px × 2049px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bhlconsortium, boo, bookcollectionbiodiversity, bookleafnumber602