. Zederyke zinnebeelden der tonge . B E D R Ó G IL u^Ilicit 6P DeclpiL v-/nnozel vogeltje, zit flil, beweeg u niet,Hoe lieflyk uw gezicht de roode beffen vlei , zoo ge wys zyt, vlugt; daar fchuilt niet als verdriet;Laat u door t lekker aas niet in den ftrik ach! daar vliegt het af, t gelooft den fchoonen fpriugt het op den draadt, pikt toe, en raakt gevangen,Lydt, hoe het meerder zoekt te ontvliên, te grooter pyn ,En blyft opt laaft verwurgt tótvreugdt des jagers weet een zachte tong met uiterlyken glimpVan vrindtfchap, hulp en liefde ons liftigh a


. Zederyke zinnebeelden der tonge . B E D R Ó G IL u^Ilicit 6P DeclpiL v-/nnozel vogeltje, zit flil, beweeg u niet,Hoe lieflyk uw gezicht de roode beffen vlei , zoo ge wys zyt, vlugt; daar fchuilt niet als verdriet;Laat u door t lekker aas niet in den ftrik ach! daar vliegt het af, t gelooft den fchoonen fpriugt het op den draadt, pikt toe, en raakt gevangen,Lydt, hoe het meerder zoekt te ontvliên, te grooter pyn ,En blyft opt laaft verwurgt tótvreugdt des jagers weet een zachte tong met uiterlyken glimpVan vrindtfchap, hulp en liefde ons liftigh aan te haaien,Schoon zy met ons bedryf fteekt achter na de fchimp,En toelegt, om haar gunft ons duur te doen betaalen;Haar minnelyk gevley verlokt de Onnozelheidt,En t ligt Vertrouwen, als de bezyën den Lyfter,Dies vallen ze onbedacht in t net, voor hun merken tot hun fchade, als zy het fpoor zyn byfter ^Dat in een gouden kelk zomwylen fchuilt wolven overdekt met fchape vachten zyn, -) Dulcïa DER TONG E. n. Dulciafu7it) fed plena dolo tua, Pojlbume, verba,Unde piis a te, perfide, multa fuga efi. Nee tarnen, beu! nemo efi, quem blando decipis ore,Qiiemque columbinis iUaqueas oculis. Nam dum blandiris, Jic mdpinaris, ut atrumFel fub melk bibant, qui tua verba bibunt. O Latronem animum! quo per das, Pojlbume, plures , Aurea furca tua ejl, byjjenus eji laqueus. B: Bauhufius. Een 78 ZINNEBEELDEN Een liefFelyke reden belooft wel een fchoonc ziel;maar de tong beliegt ook wel de zeden- een welge-fchaape lichaam verbergt dikwyls een qualyk gefteldtgemoedt, en dusdanige menfchen verraaden en verval-fchen de goede beloften , die de natuur op hun voor-hoofde geplant heeft, t uiterlyke bedriegt niet zelden»tapyten en fchilderyen bedekken vceltydts oude en be-rookte muurcn. veele Chriftenen fpreeken geftadighvan des Heilandts vernedering en de dooding van hunvleefch, en draagen de waercldt in hun borft, en gee-ven zich tot alle v/elluften over; zoo dat geen zaakeme


Size: 1623px × 1540px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorfolkemajacob16921767, bookauthorsc, booksubjectemblems