. Tafereel van overdeftige zinnebeelden : gemaelt naer de deuchden, ondeuchden, gemoetsdriften der menschen, straffen Godts, en zegeningen : eerst beschreven door Cesare Ripa, Pierius Valerianus, Orus Apollo, en anderen ... . 3ra Si inn^a Dat is, Hy onderhoudt daer nac alles ivat het nootlot geeft , en ivat deivreede godinnenParcce aen den gehoornen zamenrokkenen, of f pinnen , zoo ras de Moeder hem -heeft joortgebracht. jEfchylus ^ in Promethens, noemt deze Godinnen ^ww^ez/^. De (yfrcp^/en heb=oen haer met een grooten cerbiedt gedient, naer de getuigeni{IevanP««/(ï»;<»i, inCorinthiacis. (b


. Tafereel van overdeftige zinnebeelden : gemaelt naer de deuchden, ondeuchden, gemoetsdriften der menschen, straffen Godts, en zegeningen : eerst beschreven door Cesare Ripa, Pierius Valerianus, Orus Apollo, en anderen ... . 3ra Si inn^a Dat is, Hy onderhoudt daer nac alles ivat het nootlot geeft , en ivat deivreede godinnenParcce aen den gehoornen zamenrokkenen, of f pinnen , zoo ras de Moeder hem -heeft joortgebracht. jEfchylus ^ in Promethens, noemt deze Godinnen ^ww^ez/^. De (yfrcp^/en heb=oen haer met een grooten cerbiedt gedient, naer de getuigeni{IevanP««/(ï»;<»i, inCorinthiacis. (bj De droppelen die op de boeijen van V gekluiflerde Vrouweheclt van de rotz afbigge-len,beelden af den irooji en herjïelling der Lydtzaemen .,{gQ\yk in ons 2. Zinnebeelt vandeLydtzacmheit gevonden wort) het welk wy bewaerheit vinden in dat wonderevoorbeek van geduli, namentlyk in een Jub-Nnc alle zyn wedervvaerdigheeden,fmaedten tcifl:eringen,erlangt hy een dubbelen zeegen vanden -^ lmachtigen,en ftreeft alle zynzwarighecden te booven, eninzonderhèitin het uiteinde van alle die bloetgetuigenbier namaels, die den trooft erlangen van een eindelooze gelukzaligheit, Xi ZIN-*Li/. I. f OJ T. 7. i Van de Matighcir, 43. E X. ZINNEBEELT. Van de Mattgheit. En Vrouw die in haer rechierhant een toom of breidel houdt,de flinkerhant een uurwerk. Naeft haer zyde ftaet een Llefant. In „ (a) De toom of breidel in de hant der vrouwe drukt af, dat een Matige alle buï-„ tenfpoorige hartstochten moet breidelen en beteugelen: zoo dat men de tochten„ en begeerlykheeden des gemoets door matigheit moet inbinden. „ Het uurwerk in de Jlitjkerhant beek af, dat men de tyden en gelegenheeden„ moet raemen, om zich te matigen: want de gulzigheit dagclyks haer loop nec-„ mende, overwint den menfch lichtelyk : derhalven die zich zelf «verwint , ij5, fterk; Fortior efi qui fe ^ quam qui fortijftma vincit. „ (b) De Elefant naejl het Frouwebeelt fchetft af de Matigheit , om dat de„ Elefant


Size: 1340px × 1865px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., boo, bookdecade1720, booksubjectconductoflife, booksubjectemblems