. De flora van Nederland. Plants. 630 - PAPILIONACEAE. FAMILIE 78. ^'1. ook in blijft (fig. 760). BereiJct de bol den bodem niet, dan laat liij los van den steel en wordt door den wind voortgerold. G. 5-25 cM. April—Juli. Biologische bijzonderheid. De bloemen dezer soort kunnen ook vruchten vormen, als zij door eigen stuifmeel bestoven zijn. De vruchten, die in den bodem geboord zijn, bevatten zaden, die op de plaats zelve ontkiemen. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt op droge grasvlakten en op zonnige heuvels in West- en Zuid-Europa voor. Bij ons is zij aangevoerd, op een


. De flora van Nederland. Plants. 630 - PAPILIONACEAE. FAMILIE 78. ^'1. ook in blijft (fig. 760). BereiJct de bol den bodem niet, dan laat liij los van den steel en wordt door den wind voortgerold. G. 5-25 cM. April—Juli. Biologische bijzonderheid. De bloemen dezer soort kunnen ook vruchten vormen, als zij door eigen stuifmeel bestoven zijn. De vruchten, die in den bodem geboord zijn, bevatten zaden, die op de plaats zelve ontkiemen. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt op droge grasvlakten en op zonnige heuvels in West- en Zuid-Europa voor. Bij ons is zij aangevoerd, op een met sumac uit Palermo bemest klaverland bij Apeldoorn en verder op een paar plaatsen op Walcheren (Domburg, Westkapelle, Retranchement) en bij Bergen op Zoom. T. arvénse 1) L. Hazepootje (fig. 761). Deze plant is wit- of rossig behaard met aangedrukte haren. Uit den penwortel komt een rechtopstaande of uitgespreide, van den voet af vertakte stengel, die verwijderd bebladerd is. De steunbladen der onderste bladen zijn lancet- priemvormig, die der hoogere uit een eironden voet priemvormig. De blaadjes zijn lijnvormig-lang- werpig of langwerpig, naar den voet wigvormig versinald, zwak getand. De bloemen vormen lang fluweelachtig behaarde, eironde of langwerpige, later roironde, stompe aren. Deze zijn gesteeld, zonder bladen er onder. Door de lange, sterk behaarde kelktanden (fig. 761) zijn de kleine bloemkronen niet dadelijk te zien en daardoor heeft de geheele aar een eigenaardig wit- grauw uiterlijk. De kelkbuis is dicht afstaand behaard, de kelktanden zijn priem-borstelvormig, zonder nerven, 3-4 maal zoo lang als de buis, lang behaard, zij staan, als de vrucht rijp is, iets af en zijn bijna gelijk en meest roodachtig-violet. De bloemkroon is wit, later rosé, zeer klein, kleiner dan de kelk. De vruchtkelk heeft een bol- ronde, sterk behaarde' buis, de peul blijft er ingesloten, is rond, onbehaard en 1- of 2-zadig. 0. 7-30 cM. Juli—Herfst. De variëteit ténuis-) (T. graci


Size: 1398px × 1787px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants