. Landreis van 't Prins van Wallis Fort aan Hudsons Baai naar den Noorder-Oceaan [microform] : ondernomen op bevel van de Maatschaapij der Hudsons Baai ter ontdekkinge van koper-mijnen, een noord-west doortogt, enz. in de jaren 1769, 1770, 1771 en 1772. Matonabbee, 1736?-1782; Matonabbee, 1736?-1782; Indians of North America; Natural history; Indiens; Sciences naturelles. 138 M LANDREIS. ftiik van (laatkundc bij de vrouwen, bij ecnig vcrfcliil met hap' raannea zicli van dat voorwcndzcl te bedie- nen, om zicli vDor een tijd van hun aftcfciiciden» wanneer zij, zonder andere plechtigljcid, de ten
. Landreis van 't Prins van Wallis Fort aan Hudsons Baai naar den Noorder-Oceaan [microform] : ondernomen op bevel van de Maatschaapij der Hudsons Baai ter ontdekkinge van koper-mijnen, een noord-west doortogt, enz. in de jaren 1769, 1770, 1771 en 1772. Matonabbee, 1736?-1782; Matonabbee, 1736?-1782; Indians of North America; Natural history; Indiens; Sciences naturelles. 138 M LANDREIS. ftiik van (laatkundc bij de vrouwen, bij ecnig vcrfcliil met hap' raannea zicli van dat voorwcndzcl te bedie- nen, om zicli vDor een tijd van hun aftcfciiciden» wanneer zij, zonder andere plechtigljcid, de tent, ter plaaize daai zij zitten, uitkruipcn, want bij die gele- gcnlicid vvurdt haar niet tocgeftaan de deur uit- of in- te gaan. Dczt gewoonte is zoo gemeen onder de vrouwen, dat ik mc^nige dier grillige julFers voor vier ut* vijf dagen h:ire mans en de tent heb zien verlaten. en dczeltue klucht twee of driemalen ia éénc maand heb zien herhalen, zonder dat de arme man iii 't minftc vermoedde, dat hij bedrogen werd, of zoo liij het bfmerkte, niet eens uit kieschheid de zaak nader durfile onderzoeken. Ik weet, dat onder Zulk een voorwendzcl de mooije vrouw van mato' NABUEK, in meij van 1771 hem ontliep, om 7'«/t- r^arft! (zoo als zij het noemen) dat is: op haar zelve» verfchcitle weken aricer den anderen, te gaan Icvep; maar, UJt bewijs dat hij haar verdagthieldt, vverdzij al- toos naauwkeurig gadegcHagcn, ten einde haar te belet, ten een ander man gezelfchap te houden. De zuid hulia- ncn zijn in dit ftuk insgelijks zeer kie^ch; want alhi»ewel zij hunne vrouwen niet m-pen ecne afzon- derlijke tent opterigten, zullen zij evenwel met haar niet onder een zeilde deken gaan liggen. Het is nogthtns waar, dat de jonge meisjes, bij welke deze verlchijnzeU zich voor de cerftemaal vertoonen, ge« meenlijk voor vier of vijf daj^en zich op een geringen alftand van de tenten oegeven en naderhand een tijd lang, bij hare temgkomst, een foort van fluier van kralen dragen, ali een teken van
Size: 1032px × 2422px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., booksubjectindian, booksubjectindiens, booksubjectnaturalhistory