. De flora van Nederland. Plants. Silene muscipula Fig. 195. insectenbestuiving. Van de 10 meeldraden ontwikkelen er zich eerst 5 en steken uit de buis, daarna volgen de 5 andere, in de vrouwelijke steken de stempels ook uit de buis. Er zijn meer mannelijke dan vrouwelijke planten. De kleverige stengel maakt dat kruipende diertjes de bloemen niet kun- nen bereiken. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt vooral in Midden- Europa op kale heuvels en zandige plaatsen voor en is bij ons bijna uit- sluitend in de duinen gevonden, doch daar vrij vaak. S. muscipula'j L Vliegensilene (fig.
. De flora van Nederland. Plants. Silene muscipula Fig. 195. insectenbestuiving. Van de 10 meeldraden ontwikkelen er zich eerst 5 en steken uit de buis, daarna volgen de 5 andere, in de vrouwelijke steken de stempels ook uit de buis. Er zijn meer mannelijke dan vrouwelijke planten. De kleverige stengel maakt dat kruipende diertjes de bloemen niet kun- nen bereiken. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt vooral in Midden- Europa op kale heuvels en zandige plaatsen voor en is bij ons bijna uit- sluitend in de duinen gevonden, doch daar vrij vaak. S. muscipula'j L Vliegensilene (fig. 195). Deze plant heeft een penwortel, waaruit een rechtopstaande, vertakte, onbehaarde, doch naar boven sterk kleverige stengel komt. De onderste bladen zijn omgekeerd eirond, stomp, de bovenste lijn-lancetvormig, spits. De bloemen zijn rood, staan rechtop, zijn kort gesteeld en staan in een regelmatig, los bijscherm. De vruchtkelk is langwerpig, aan den top samengetrokken, onbehaard, 10-ner- vig met lancetvormige, spitse tanden. De kroonbladen zijn 2-spletig, aan de keel met lange, stompe schubben en een geoorde nagel. De doosvrucht is langwerpig, 3 a 4 maal zoo lang als de behaarde vruchtdrager (fig. 195). 2-4 dM. O. Mei—Juli. Voorkomen. De plant komt aan rotsachtige kusten in Zuid- Europa voor en is bij ons alleen bij Rotterdam als aange- voerd waargenomen. S. nütans) L. Nachtsilene. (Fig. 196). Uit den vrij korten wortelstok komen bloeiende en niet-bloeiende stengels. De eerste zijn rechtopgaand, dicht met korte haren bekleed, beneden dicht, hooger meer verwijderd bebladerd en daar klierachtig. De bladen der wortelrosetten zijn langgesteeld, spatelvormig, meestal spits of toegespitst, de stengelbladen worden ge- leidelijk korter gesteeld, zij zijn lancet-lijnvormig,_ hooger lijnvormig en gaan ten slotte in de kleine, bijna schubvormige schutbladen over. Alle zijn behaard. De bloemen zijn vuilwit, soms roodachtig, althans voor den bloei hangend en staan in een lange ijle,
Size: 1408px × 1774px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants