. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 49. GERANIACEAE. — 363 randcMi en op de aderen fijn behaard. De bovenste bladen zijn 3-deeligen iedere bladslip is iierliaaid 3-spleti^. De bloemstelen komen uit de bladoksels, zijn dicht met witte haren bezet, korter dan of even lang als de bladen, nauwelijks zoo lang als de kelk, na den bloeitijd naar beneden gebogen met opgerichten kelk. De kelkbladen zijn eirond, uitstaand behaard en met kiieriiaren voorzien, met een naald aan den top. De kroonbladen zijn purperkleurig, even lang als de kelk, met korten, gewimperden nagel, omgekeerd eirond. De helm


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 49. GERANIACEAE. — 363 randcMi en op de aderen fijn behaard. De bovenste bladen zijn 3-deeligen iedere bladslip is iierliaaid 3-spleti^. De bloemstelen komen uit de bladoksels, zijn dicht met witte haren bezet, korter dan of even lang als de bladen, nauwelijks zoo lang als de kelk, na den bloeitijd naar beneden gebogen met opgerichten kelk. De kelkbladen zijn eirond, uitstaand behaard en met kiieriiaren voorzien, met een naald aan den top. De kroonbladen zijn purperkleurig, even lang als de kelk, met korten, gewimperden nagel, omgekeerd eirond. De helmdraden zijn naar beneden behaard. De vruchtjes zijn niet rimpelig, doch evenals de snavel afstaand klierachtig behaard (fig. 438). 1-4 dM. O, ook wel OO. Mei—September. Biologische bijzonderheden. De inrichting der bloem met het oog op de bestuiving is ais bij G. columbinum. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt op bouwland, aan wegen, heggen en dijken, op kleigrond in geheel Europa voor en is bij ons vrij algemeen. G. mólle') L. Zachte ooievaarsbek (fig. 439). Deze plant gelijkt veel op G. pusillum, doch onderscheidt er zich van door de roseroode bloemen en door de gerimpelde vruchtjes. Uit den penwortel komen een aantal zwakke stengels, die liggen, doch zich aan den top min of meer verheffen. Zij zijn, evenals de andere deelen der plant, met afstaande, soms klierdra- gende haren van 2-erlei soort bedekt, nl. met kortere, dichter opeenstaande en daartusschen langere. De onderste bladen zijn langgesteeld, de hoogere korter, de onderste zijn rondachtig- niervormig, 7-9-spletig, met langwerpige, naar voren ingesneden slippen, de hoogere zijn 5-lobbig met lancetvormige lobben. De steun- bladen zijn dunvliezig, eirond, toegespitst. De bloemstelen staan tegenover de bladen, zijn 2-bloemig, langer dan de bladen, vaak korter dan de bloemsteeltjes, die tijdens den bloei rechtopstaan, doch zich later ombuigen en zich dan onder den kelk zoo krommen, dat de vrucht rechto


Size: 1409px × 1774px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1900, bookleafnumbe, booksubjectplants