. Coleoptera Neerlandica : de schildvleugelige insecten van Nederland en het aangrenzend gebied. Beetles. 15° VII. li r/sl. upr.) 'lai', zicli ;ian den wünul in twee takken, van welke ile voorste den acliter- raml van den vleugel bereikt en een liasaal-lobje begrenst; de achterste is verkort en slechts llanw aangeduid. Bij vele genera (b. v. Myr- niedonia) zijn de soorten ongevleiigeld. Het prosternnm is voor de voorcoxae meer of minder sterk ontwikkeld en soins gereduceerd tot ecnc smalle dwarslijst. liij de Xan- tliolinini is het voorste gedeelte van het iirosternum als eenc
. Coleoptera Neerlandica : de schildvleugelige insecten van Nederland en het aangrenzend gebied. Beetles. 15° VII. li r/sl. upr.) 'lai', zicli ;ian den wünul in twee takken, van welke ile voorste den acliter- raml van den vleugel bereikt en een liasaal-lobje begrenst; de achterste is verkort en slechts llanw aangeduid. Bij vele genera (b. v. Myr- niedonia) zijn de soorten ongevleiigeld. Het prosternnm is voor de voorcoxae meer of minder sterk ontwikkeld en soins gereduceerd tot ecnc smalle dwarslijst. liij de Xan- tliolinini is het voorste gedeelte van het iirosternum als eenc keelplaat daarvan afgescheiden (Fig. 20). Bij de S t a pliy I i n i n i en Pacderini _ - , bevinden zich aan den voorrand van het prosternnm twee zijdelingsclic f 'iifcai^ "'^ uitsteeksels van het binncnskelet, de zoogen. clavicidae. De epimeren van den prothorax ontbreken öf geheel (bij de A leocliarin i, Tacliy- porini en S ta pli y lin ini; zie Fig. 20, waar het stigma volkomen vrij is), óf zij zijn slechts aangeduid als kleine vliezige of hoornachtige aan- hangsels (opercnia) van de cpipleuren van het halsschild, welke liet stigma van den prothorax niet of slechts onvolkomen bedekken (Fig. 21 en 22). Overigens zijn de epimeren duidelijk ontwikkeld, met de epiplem-en van den luothorax versmolten en bedekken" het stigma volkomen. Het mesosternum is meestal vrij kort, zelden voor de middelcoxae sterker ontwikkeld of kort siecivormig verlengd; de voorrand is recht afgeknot of meer of minder diep uitgeraud of uitge- sneden. De cpisterncn van den mesothorax zijn meestal met het mesostcrninii vergroeid, de epimeren daaren- tegen altijd duidelijk gescheiden. Het metasternnm is in verband met het vliegvermogen in grootte zeer veranderlijk. Zijn de achtercoxac in de breedte ont- wikkeld, dan is de achterrand van het metasternnm aan weerszijden nauwelijks of slechts weinig nitgerand. Puilen zij echter kegelvormig uit, dan staan zij in diepe uitrandingen van het metastern
Size: 1343px × 1861px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1800, bookdecade1890, booksubjectbeetles, bookyear1898