. De flora van Nederland. Plants. Galium hercynicum Fis. 388. bladen staan in kransen van 6 (4-7), zijn stekelpuntig, eennervig, aan den rand ruw door naar voren gerichte stekels, de onderste zijn omgekeerd eirond, dicht opeenstaand, de bovenste zijn omgekeerd lancetvormig en staan vrij ver uiteen. De bloemen zijn wit en staan in kleine, oksel- standige en eindelingsche bijschermen (de bloei- wijze is veel meer ineengedrongen dan bij G. silvaticum), die langer zijn dan de bladen, in wier oksels zij staan. De vruchtstelen zijn op- gericht. De bloemkroon heeft spitse slippen. De vrucht (fig. 388
. De flora van Nederland. Plants. Galium hercynicum Fis. 388. bladen staan in kransen van 6 (4-7), zijn stekelpuntig, eennervig, aan den rand ruw door naar voren gerichte stekels, de onderste zijn omgekeerd eirond, dicht opeenstaand, de bovenste zijn omgekeerd lancetvormig en staan vrij ver uiteen. De bloemen zijn wit en staan in kleine, oksel- standige en eindelingsche bijschermen (de bloei- wijze is veel meer ineengedrongen dan bij G. silvaticum), die langer zijn dan de bladen, in wier oksels zij staan. De vruchtstelen zijn op- gericht. De bloemkroon heeft spitse slippen. De vrucht (fig. 388) is klein (1 mM), onbehaard, zwart, korrelig ruw. 7-30 cM. 2].. Juni—September. De plant wordt bij het drogen meest zwart. Biologische bijzonderheid. De inrichting der bloemen met het oog op de bestuiving is als bij G. Mollugo. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in bijna geheel Europa voor op heide- en duingrond. Zij is bij ons vrij algemeen, meest op diluviaal zand en loss. G. silvéstre ') Poll. Heide walstroo (fig. 389). Deze plant is groen, al of niet behaard, wat grooter en meer rechtopstaand dan G. saxatile. De wortelstok is dun, sterk vertakt. De stengels zijn slap, opstijgend of liggend, soms wortelend, vierhoekig, het onderste deel is met bladkransen van kleine blaadjes be- zet. De bladkransen staan meest vrij ver uiteen. De bladen worden naar voren breeder, zijn toegespitst, stekel- puntig, eennervig, de bovenste staan meest in 8-tallige kransen. De onderste bladen zijn omgekeerd eirond-Ian- cetvormig, de hoogere lancet- of lijn-lancetvormig. De bloemen staan in een ovale pluim met weinig takken, de steeltjes zijn rechtop-afstaand. De bloemkroon is wit, vrij klein (3-4 mM in doorsnede) met spitse, ongenaaide slippen. De helmknopjes zijn geel. De vrucht (fig. 389) is glad, fijnkorrelig. 1,5-3 dM. ^. Mei—Augustus. De plant blijft bij het drogen groen. Vormen zijn: «• hirtum -) M. et K. Stengel behaard. Bladen met ruwen rand en althans van onderen
Size: 1424px × 1755px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants