. Album der Natuur. 368 HET TUIGHTJIS DER DIEllEïir. Fig 9. en in kracht toeneemt en zij eigenlijk nimmer volwassen zijn, zoo neemt ook hunne vraatzucht en de gemakkelijkheid om daaraan te vol- doen met hun leeftijd toe en eigenlijk zijn daaraan geene andere na- tuurlijke jjerken gesteld dan die van het eindelijk gemis van voedsel, als gevolg eener te groote aangerigte slagting onder hunne medebe- woners van het water. Deze gestadige vernieuwing van het gebit bij de roofdieren onder de Eeptiliën en Yisschen geschiedt nog op eenigszins verschillende wijzen. In den vervaarlijk wijd gapenden muil


. Album der Natuur. 368 HET TUIGHTJIS DER DIEllEïir. Fig 9. en in kracht toeneemt en zij eigenlijk nimmer volwassen zijn, zoo neemt ook hunne vraatzucht en de gemakkelijkheid om daaraan te vol- doen met hun leeftijd toe en eigenlijk zijn daaraan geene andere na- tuurlijke jjerken gesteld dan die van het eindelijk gemis van voedsel, als gevolg eener te groote aangerigte slagting onder hunne medebe- woners van het water. Deze gestadige vernieuwing van het gebit bij de roofdieren onder de Eeptiliën en Yisschen geschiedt nog op eenigszins verschillende wijzen. In den vervaarlijk wijd gapenden muil der Krokodillen , die tot aan het achterste kopeinde gespleten is , staan de spitse , kegelvormige tanden op eene enkele rij in elke kaak in tandkassen , evenals bij de Zoog- dieren. In de holte van eiken tand (fig. 9) steekt reeds de spits van een nieuwe, gereed om zijne plaats in te nemen, en daaronder bevindt zich een nog jongere tand of althans een tandkiem. De jongere tanden verdringen derhalve grooter wordende , de oudere en nemen eenvoudig hunne plaats in, en steeds begint de vorming van nieuwe tanden in de diepte der tandkassen; deze zijn als het ware een magazijn van reserve wapenen, dat nooit is uitgeput. 13ij de overige tanden bezittende Eeptiliën en Yis- schen staan de tanden niet in tandkassen, maar zij zijn vergroeid met de beenderen. Niet enkel zijn het de kaken, die tanden dragen , maar dikwijls zijn ook de beenderen, die de mondholte van boven overwelven — de gehemeltebeenderen, het ploegbeen, de vleugel- beenderen — ja bij vele visschen ook de tong, met tanden bezet. Achter of naast die tanden liggen dan de jongere tanden en de tandkiemen , aanvankelijk los en verborgen in het slijmvlies , dat de mondholte be- kleedt. Eerst later rigten zij zich op en groeijen dan Tand van een ^^^^ *^P ^^ tegen de naburige beenderen. Zeer duide- Krokodil «) oude i{]^ giet men dit aan den muil van een Haai. Langs tand; b) jonge tand; c) tandkiem. zijne buitenranden sta


Size: 814px × 3070px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bhlconsortium, boo, bookcollectionbiodiversity, bookleafnumber420