. De flora van Nederland. Plants. 380 CYPERACEAE. — FAMILIE 17. wordt tijdens den vruchttijd dikker. De kafjes vallen voor de vruchten af. De 5-8 urntjes (tig. 286) zijn langwerpig-lancetvormig, circa 5 mM lang, aan weerszijden (aan den voet bijna steelachtig) versmald, ongenerfd, glad, ten slotte teruggeslagen, glanzend donkerbruin (vlookleurig), langer dan de langwerpig-eironde roestbruine kafjes (fig. 286). De vruchten (fig. 286) zijn langwerpig, sarnengedrukt met zwak gewelfde zijvlakken. 2].. 1,5-3 dM. Mei, Juni. De vruchtjes sluiten niet nauw aan elkaar, als bij C. dioica, ook zijn ze ni


. De flora van Nederland. Plants. 380 CYPERACEAE. — FAMILIE 17. wordt tijdens den vruchttijd dikker. De kafjes vallen voor de vruchten af. De 5-8 urntjes (tig. 286) zijn langwerpig-lancetvormig, circa 5 mM lang, aan weerszijden (aan den voet bijna steelachtig) versmald, ongenerfd, glad, ten slotte teruggeslagen, glanzend donkerbruin (vlookleurig), langer dan de langwerpig-eironde roestbruine kafjes (fig. 286). De vruchten (fig. 286) zijn langwerpig, sarnengedrukt met zwak gewelfde zijvlakken. 2].. 1,5-3 dM. Mei, Juni. De vruchtjes sluiten niet nauw aan elkaar, als bij C. dioica, ook zijn ze niet eirond, zooals daar, maar aan beide einden toegespitst, zij lijken in vorm, kleur en grootte wel wat op vlooien. Door deze kenmerken is verwisseling met vrouwelijke exemplaren van C. dioica uitgesloten. De vruchtsnavels zijn, als bij C. dioica, klein. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in West-en Noord- Europa in vochtige weiden voor. Zij is bij ons vrij algemeen. C. disticha') Huds. Tweerijige zegge (fig. 287). Deze plant is kaal en heeft een vrij dikken, vrij lang kruipenden wor- telstok met zwarte of bruine vezelige resten van schubben. De stengel is rechtopstaand, driekan- tig, van boven ruw. in den bloeitijd ongeveer even lang als de bladen, tot boven bebladerd, vaak aan den voet met zwartbruine, in vezels gedeelde scheederesten. De bladen zijn vlak, met aan de onderste afgestorvene zwartachtige, aan de overige oudere bruinachtige scheeden en vrij smalle, circa 3-4 mM breede bladschijven, die aan de randen en van boven aan de onderzijde op de middennerf ruw zijn. De bloeiwijze is een tot 4 cM lange, dichte of beneden min of meer afgebroken, langwerpige, meest omstreeks 1 cM dikke, aarvormige pluim, met schutbladen, die niet bladachtig zijn. Deze bestaat uit meest 6-20 eironde aartjes, waarvan meest de onderste en bovenste vrouwelijk, de middelste mannelijk zijn (soms zijn de middelste aan den voet vrouwelijk, aan den top mannelijk en de bovenste mannel


Size: 1415px × 1765px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants