. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 19. — ORCHIDACEAE. — 577. Bloem van Orchis coriophora Fig. 519. 1 van voren : a , b helm , c lip. 2 van ter zijde, a schutblad, b bloemdek, c lip, d spoor. korter en smaller dan de buitenste. De lip is klein, iets korter tot iets lanKer dan de buitenste bloemdekbladen , 3-splctiR, olijf^roen, purper geaderd, aan den voet wit of groenveel, met purperkleurige puntjes De zijslippen zijn even groot als de ongedeelde middenstip, bijna vierhoekig of ruitvormig, aan den buitenrand meest iets getand, de middcnsiip is langwerpig, ongedeeld, meest vrij spits, ga


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 19. — ORCHIDACEAE. — 577. Bloem van Orchis coriophora Fig. 519. 1 van voren : a , b helm , c lip. 2 van ter zijde, a schutblad, b bloemdek, c lip, d spoor. korter en smaller dan de buitenste. De lip is klein, iets korter tot iets lanKer dan de buitenste bloemdekbladen , 3-splctiR, olijf^roen, purper geaderd, aan den voet wit of groenveel, met purperkleurige puntjes De zijslippen zijn even groot als de ongedeelde middenstip, bijna vierhoekig of ruitvormig, aan den buitenrand meest iets getand, de middcnsiip is langwerpig, ongedeeld, meest vrij spits, gaafrandig. De spoor is kegelvormig, spits, ge- kromd, licht roodachtig-violet, half zoo lang als het vrucht- beginsel, korter dan de lip, naar beneden gericht. Het vrucht- beginsel is min of meer gebogen. '4. 1,5-3,5 dM. Juni, Juli. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt vooral in Midden-Europa op vrij vochtige plaatsen, zelden in moerassige weilanden voor. Zij is bij ons alleen op den Sint-Pietersberg gevonden. 0. mascula ')L. Mannetjesorchis (fig. 520). Deze plant is onbehaard en heeft ongedeelde, meest rondachtige, zelden langwerpige, vrij groote knollen (fig. 520). De stengel is lichtgroen, naar boven vaak zwart- purper gevlekt, aan den voet door spitse schee- den omhuld. De bladen zijn langwerpig tot lancetvormig, spits, naar den voet versmald, vaak purper of violet gevlekt, de onderste staan dichter bijeen en zijn grooter, de bovenste om- hullen den stengel scheedeachtig, zij staan vaak tamelijk ver onder de aar. De aar is los, meest veelbloemig, eerst eirond, ten slotte verlengd, cylindrisch, meest vrij los. De schutbladen zijn lancetvormig, spits tot toe- gespitst, vliezig, bijna steeds purperviolet aan- geloopen, de onderste zijn even lang als of langer dan het vruchtbeginsel, eennervig of onduidelijk 3-nervig. De bloemen (fig. 521) zijn vrij groot en rieken vaak naar vlier. De bovenste bloemdekbladen zijn meest purper of roodachtig tot lila, soms iets g


Size: 1873px × 1334px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants