. De flora van Nederland. Plants. 376 — COMPOSITAE. FAMILIE 109. onduidelijk kroontje vormend. Vrucht prismatisch of naar beneden ver- smald, kaal. Hoofdjes alleenstaand aan den top van den stengel en der takken, lang- gesteeld, groot. Bladen verspreid. "abel tot het determineeren der soorten van het geslacht Rudbeckia. Onderste bladen 5-7-talIig gevind met ingesneden blaadjes. Strooschubben afgeknot, naar voren behaard, evenlang als de prismatische vrucht . . R. laeiniata blz. 376. Bladen langwerpig, ovaal tot langwerpig-lancetvormig, gaafrandig. R. hirta blz. 376. laeiniata ') L. Sl


. De flora van Nederland. Plants. 376 — COMPOSITAE. FAMILIE 109. onduidelijk kroontje vormend. Vrucht prismatisch of naar beneden ver- smald, kaal. Hoofdjes alleenstaand aan den top van den stengel en der takken, lang- gesteeld, groot. Bladen verspreid. "abel tot het determineeren der soorten van het geslacht Rudbeckia. Onderste bladen 5-7-talIig gevind met ingesneden blaadjes. Strooschubben afgeknot, naar voren behaard, evenlang als de prismatische vrucht . . R. laeiniata blz. 376. Bladen langwerpig, ovaal tot langwerpig-lancetvormig, gaafrandig. R. hirta blz. 376. laeiniata ') L. Slipblad-rudbeckia (fig. 462). Hierbij is de stengel rechtopstaand, vertakt, kaal. De bladen zijn ruw, de onderste 5-7-taIIig gevind met eironde tot lancetvormige, ingesneden blaadjes, de hoogere 3-5- spletig of -deelig met eironde, grof ingesneden getande slippen, de bovenste eirond, gaafrandig. De hoofdjes zijn langgesteeld, groot, 7-15 cM breed. De straalbloemen der hoofdjes zijn dubbel zoolang als de breed lancetvormige omwindseibladen, zij zijn dooiergeel en hangen neer. De schijfbloemen zijn groenachtig bruin. De strooschubben zijn afgeknot, naar voren behaard, even lang als de prismatische vrucht. De kelkzoom vormt een kort kroontje. 8-20 dM. ^. Augustus, September. Voorkomen. De plant behoort thuis in Noord-Amerika, doch wordt bij ons als sierplant gekweekt en is tusschen Raalte en Wezepe, bij Hattem, Twello en Sint-Kruis ver- wilderd gevonden. R. hirta -) L. Ruige rudbeckia (fig. 463). Hierbij is de stengel meest onvertakt en dicht met borstelvormige, ruwe haren bezet. De bladen zijn dik,^ ook dicht met dergelijke haren als aan den stengel bezet, zijn weinig gezaagd, 3-5-nervig, de bovenste zijn zittend, langwerpig-ovaal tot langwerpig-lancetvormig, gaafrandig. De hoofdjes staan of alleen of meest weinige bijeen. De omwindseibladen zijn zeer ruw. uitstaand of terugge- bogen , veel kleiner dan de straalbloemen. De strooschubben puntig of toegespitst, naar den top behaar


Size: 1176px × 2125px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants