. De veldgezangen van Thyrsis : gesierd met toegepaste zinneminnebeelden . I/f/aar heen mjjft kft de Ziel verlokt, f^^ ^aar drjjftze, als de x_Arend op z>^n fennen. En zal beguicheld, nog bejokt,Geen Jlaaffche T>ienftbaarheïd gewennen; Zo lang ik weelderig, en bty ^Bezorgd y om Welluft op tejpeuren,if Blviv* btiiten dwang, en vreez t gety^ kW-w Waar ifi ik Vryheid mogt betreuren. Pag. I D E VELDGEZANGEN VAN THYRSIS. EERSTEGEZANG. E Winter trok het hoofd , bezneeuwd met wittevlokken, In zijn fpelonk, uit vreez , dat de yzbevroozenlokken Straks mogten zmelten; zo hy de albeziende Zon,Wiens


. De veldgezangen van Thyrsis : gesierd met toegepaste zinneminnebeelden . I/f/aar heen mjjft kft de Ziel verlokt, f^^ ^aar drjjftze, als de x_Arend op z>^n fennen. En zal beguicheld, nog bejokt,Geen Jlaaffche T>ienftbaarheïd gewennen; Zo lang ik weelderig, en bty ^Bezorgd y om Welluft op tejpeuren,if Blviv* btiiten dwang, en vreez t gety^ kW-w Waar ifi ik Vryheid mogt betreuren. Pag. I D E VELDGEZANGEN VAN THYRSIS. EERSTEGEZANG. E Winter trok het hoofd , bezneeuwd met wittevlokken, In zijn fpelonk, uit vreez , dat de yzbevroozenlokken Straks mogten zmelten; zo hy de albeziende Zon,Wiens gul de koetz van verr hem naderde, niet konOntduiken: hy verdween; toen onze Moeder, de Aarde,Van een fpleet, en, met kracht, de frifzeLente baarde,Getooid met Zomergroen , met Kruid en Blocmgewas,Krachtgeuren werpende in de lucht, om, op dat pas,De duife Zinnen van den Landman op te wekken;Als Thyrfis zig bereidde om veldewaartz te trekken:Zijn Zangluft noopte hem , in t klimmen van ^tn Dag,Dus aante heffen waar zijn Vee, nog flaaprig, lag. A Op. X . De VELDGEZANGEN Op, Schaapjes! Schaapjes, op! mijn Zorg wil U de eerftemaal, van Stal naar weelge Klaverweiden:Gy hebt u lang genoeg , met boonen, Herleeft hier alles. Het Geboomte werd Waterwilg bott uit. De Stroomgodinnen pakken *^ Haar voort van Landheers erf. Men ziet de vlieten Berg, en Beemd de kruin opfteeken in de , Schaapjes! Schaapjes , op! t Gevogelt kieft de vlucht:t Begint, met fchelle toon, den Schepper reeds te roemen,Ter plaatze daar wy ons gelukkig willen zullen aan t geklag , t gekerm van MeHbéGeen ooren leenen. Neen [ wy zullen Galathé zijne Min met Wedermin te zullen Koridon nog Damon niet ontmoeten;Maar vlieden; zo het Woud weêrgalme op hunne t mooglijk, dat een Menfch die Dwaazheid in zijn ZinZó diep laat wortlen ! zijn dan Lonken! zijn dan OogenOp t mannelijke hert zó fterk, van zulk vermogen,Dat hy , die rufti


Size: 1581px × 1581px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1700, bookdecade1700, bookiddeveld, booksubjectemblems