. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . De HEERE heeft myne fmeeklnge gehoord:de HEEB^ zal myn gebed aanneemen. Alle myne vyanckn zullen zeer befchaamden verbaap iv orden: zy zullen te rugge keer en,zy zullen in een oogenblik befchaamd : VI. V. 10 en n. Op w H E R T E. 239 Op Figuur LXXV. at s dit! vah waar die Uraal! ó Jezus,zyt gy daar? Komt mv genade een worm, een aardworm,eens bezoeken? Hoe is t in deezen kuil van naberouw zoonaar! De flang en adder fchiet my toe uit allehoeken. Het flinkend broeinefl van myn zonden bragthaar voort; Myn ziel fchept moed, nu gy my nog ni


. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . De HEERE heeft myne fmeeklnge gehoord:de HEEB^ zal myn gebed aanneemen. Alle myne vyanckn zullen zeer befchaamden verbaap iv orden: zy zullen te rugge keer en,zy zullen in een oogenblik befchaamd : VI. V. 10 en n. Op w H E R T E. 239 Op Figuur LXXV. at s dit! vah waar die Uraal! ó Jezus,zyt gy daar? Komt mv genade een worm, een aardworm,eens bezoeken? Hoe is t in deezen kuil van naberouw zoonaar! De flang en adder fchiet my toe uit allehoeken. Het flinkend broeinefl van myn zonden bragthaar voort; Myn ziel fchept moed, nu gy my nog niethebt vergeeten; De wanhoop, die hier fpookt, kwam my fom-tyds aan boord,* Maar als een jonge Leeuw, heb ik haarafgebeeten. E Ps: IX. vers 10 en 11 de HE ERE zal eev hoog vertrek zyr^voor den verdrukten; een hoog vertrek in tydenvan henaauwdheid. En die uwen naam kennen^ zullen op uvertrouwen^ om dat gy^ HEERE^ niet hebt^erlaaten de geenen die u zoeken. Je- ^^O Het OVERVLOEIJEND LXXVI. Jezus zoet Ik zal u gem weezen laaten: ik koms[ weder ] m u. Joan: XIV. vers i8. Op A H E R T E. 241 Oj> Figuur LXXVI. dl, lieve Jezus, blyf dog by my, Iaatmy niet. Ter halver wege, ik mogt verbyftVeii enverdwaalen, In deeze woeilenyl het ongedierte vlied. Voor uw gezigt, vol glans en Goddclykelira alen. Bleef ik alleen, ik wierd verfcheurd van t v^ildgefpuis, ó Zoete Jezus! breng my eens in t Vrede-Huis. Ps: LXXIV. vers 21. J[^ aat de verdrukte niet hefchaamt we-aci keeren: laat de elendige en nootdruftigtuwen IS aam pryzen, Ps: XCI. vers i en 2. Die in de fchuilplaatfe des Allerhoogflenis gezeten^ die zal vernagten in de fchaUuwedes Almagtigen, Ik zal tot den HEÈRE zeggen; w^ne toe-vlugty en myn burgt: myn God cp Vjtlktv ikhertrouwe. Q Éeiif ^4^ ^^ Het OVERVLOEIJEND LXXVII. Eene verlaatene ziel.


Size: 1461px × 1710px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorluikenjan164, booksubjectemblems, booksubjectmysticism