. De flora van Nederland. Plants. 402 — EUPHORBIACEAE. FAMILIE 62. 3-4-)stralig, de stralen zijn 2-takkig. De omwindselbladen zijn langwerpig, stomp, die der omwindseltjes dwars ovaal, uitgehold, zonder naald of zeer kort toegespitst. De klieren zijn halvemaanvormig, doch niet 2-hoornig. De doosvrucht is 5-6 mM, in drogen toestand rimpelig, terwijl de deelen ervan op den rug een groef bezitten (fig. 479). De zaden zijn glad, eirond, parelgrijs (fig. 479). Biologische bijzonderheden. De huidmondjes der bladen zijn door lage papillen omgeven, waardoor de transpiratie bemoeilijkt wordt (zie in he


. De flora van Nederland. Plants. 402 — EUPHORBIACEAE. FAMILIE 62. 3-4-)stralig, de stralen zijn 2-takkig. De omwindselbladen zijn langwerpig, stomp, die der omwindseltjes dwars ovaal, uitgehold, zonder naald of zeer kort toegespitst. De klieren zijn halvemaanvormig, doch niet 2-hoornig. De doosvrucht is 5-6 mM, in drogen toestand rimpelig, terwijl de deelen ervan op den rug een groef bezitten (fig. 479). De zaden zijn glad, eirond, parelgrijs (fig. 479). Biologische bijzonderheden. De huidmondjes der bladen zijn door lage papillen omgeven, waardoor de transpiratie bemoeilijkt wordt (zie in het algemeen bij de halophyten). Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt op zeezand in Westelijk-Europa voor en is bij ons, hoewel vrij zeldzaam, in de Noord- en Zuid-Hollandsche zeeduinen te vinden. E. Esulai) L Heksenmelk (fig. 480). Uit den witten wortelstok komen slechts weinige rechtopstaande stengels, die soms ook onvruchtbare takken dragen en aan den voet vaak roodachtig zijn. Het onderste deel is meest zonder bladen. De stengel is verder rond, onbehaard. De bladen zijn dof, omgekeerd langwerpig-lancetvormig tot lijnvor- mig-langwerpig, meest stompachtig, die aan de onvruchtbare takken zijn vaak bijna spatelvormig en zittend met een wigvormigen voet. De stengel draagt behalve het topscherm ook meest bloemdragende takken in de bladoksels. Het scherm is veelstralig met herhaald gaffelvormig vertakte takjes. De omwindselbladen zijn lancet- vormig met stekelpunt, de bladen der omwind- seltjes ruitvormig of driehoekig-eirond, meer breed dan lang, stomp, stekelpuntig of kort toegespitst. De klieren zijn geel, 2-hoornig met korte hoorntjes. De doosvrucht is 3 mM, bezet met duidelijke half bolvormige tot kort cylindrische wratten en is bij rijpheid bruin (fig. 480). De zaden zijn geelbruin, eirond, glad (fig. 480). 3-7 dM. ^. Mei—Juli, soms ook later. De plant gelijkt op E. Cyparissias, maar verschilt er van door de zwak- kere vertakking, de losser staande breedere


Size: 1451px × 1723px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants