. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 35. — RANUNCULACEAE. 223' en verder nut; paarden en wajjentjes, schoentjes en muiltjes en poppenscfKtenen op eenige plaatsen. IG. Aetsiea \) L. De bloemen zijn klein en staan in trossen. De planten zijn vergiftig, de wortel en de bessen werken purgeerend en werden als zoodanig vroeger ook aangewend. Tot dit geslacht behoort slechts één soort. A. spicata ) L. Christoffelkruid (fig. 267). De plant riekt onaangenaam. De wortelstok is scheef, kort doch duidelijk geleed, zwart- bruin, van binnen geel en sterk vertakt. De takken zenden boven den grond rechto


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 35. — RANUNCULACEAE. 223' en verder nut; paarden en wajjentjes, schoentjes en muiltjes en poppenscfKtenen op eenige plaatsen. IG. Aetsiea \) L. De bloemen zijn klein en staan in trossen. De planten zijn vergiftig, de wortel en de bessen werken purgeerend en werden als zoodanig vroeger ook aangewend. Tot dit geslacht behoort slechts één soort. A. spicata ) L. Christoffelkruid (fig. 267). De plant riekt onaangenaam. De wortelstok is scheef, kort doch duidelijk geleed, zwart- bruin, van binnen geel en sterk vertakt. De takken zenden boven den grond rechtopstaande, ronde, lang gelede, soms vertakte, met weinig bladen bezette stengels. De wortel- en de 1-3 stengelbiaden zijn groot, lang ge- steeld, in omtrek driehoekig, 3-tallig met enkel of dubbel gevinde blaadjes. De blaadjes der laatste orde zijn eirond, ongelijk ingesneden gezaagd, toegespitst, van boven kaai, bijna glanzend en lichtgroen, van onderen bleekgroen, en op de nerven behaard. Het topblaadje is meest 3-lobbig, de zijblaadjes zijn zittend of kort gesteeld. De bloemen vormen meestal 2 gesteelde trossen, een aan den stengeltop en een in den oksel van het bovenste blad. De bloemsteeltjes hebben kleine, soms2-spletige schutblaadjes, zij zijn eerst niet langer dan de bloemen , doch verlengen zich later en staan dan horizontaal af. Zij zijn fijn behaard, roodachtiger en altijd grooter dan de lijn-lancetvormige groene schutbladen. Kelk- en kroonbladen zijn geelachtig-wit. De kelkbiaden zijn omgekeerd eirond, concaaf, van buiten purper-roodachtig, van binnen witachtig, de kroonbladen zijn wit, korter dan de kelkbiaden, spatelvormig, langgenageld . zonder honiggroefjes, even lang als de meeldraden. De vruchten zijn zwarte, rondachtig-eironde, glanzende bessen (fig. 267), zoo groot als een erwt, zij zijn bijna even lang als de stelen. 3-6 dM. ^. Mei, Juni, zelden Augustus. Biologische bijzonderheden. De vereeniging der bloemen tot trossen maakt ze meer op- vallend. De blo


Size: 1435px × 1741px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants