. Coleoptera Neerlandica : de schildvleugelige insecten van Nederland en het aangrenzend gebied. Beetles. ig2 LXIII. Melandryidae. â Osphya. â LXIV. Mordellidae. de kop Ic.^ai de aa>iee>!s/aaitde voorcoxac han aangelegd -worden; de gnvrkhlsholten der voorcoxae zijwaarts met cene groote spleet, waardoor de groote trochantinen zichtbaar zijn. Pootcn vrij lang; de dijen de zijden van het lichaam overschrijdend; de schenen met twee zeer korte, gelijke eindsporen; tarsen plomp, het voorlaatste lid zeer breed, op de bovenzijde met eenc uitholling waarin het klajiwlid staat ingepla?tt; de voora


. Coleoptera Neerlandica : de schildvleugelige insecten van Nederland en het aangrenzend gebied. Beetles. ig2 LXIII. Melandryidae. â Osphya. â LXIV. Mordellidae. de kop Ic.^ai de aa>iee>!s/aaitde voorcoxac han aangelegd -worden; de gnvrkhlsholten der voorcoxae zijwaarts met cene groote spleet, waardoor de groote trochantinen zichtbaar zijn. Pootcn vrij lang; de dijen de zijden van het lichaam overschrijdend; de schenen met twee zeer korte, gelijke eindsporen; tarsen plomp, het voorlaatste lid zeer breed, op de bovenzijde met eenc uitholling waarin het klajiwlid staat ingepla?tt; de vooraf- gaande leedjes driehoekig, slechts 'het eerste lid smal en, vooral aan de achterschenen, verlengd. Klauwen tamelijk klein; aan de binnenzijde met een groeten, duidelijk afstaanden, driehoekigen-,'aan de buitenzijde met een spitsen, dicht aanliggendentand, welke vooral bij het % en aan de achtcrtarscn bij het S minder duidelijk is. Achterlijf in beide seksen met 5 nagenoeg even lange sterniten, van ivelke het laatste bij het ? eenigszins half-cirkelvormig, bij het i duidelijk langer uitgetrokken is. â De soorten van dit genus leven over dag óp bloeiende heesters. Van de 4 Europeesche soorten komt i in het aangrenzend gebied -â¢oor. Bovenzijde fijn, neerliggend behaard. Halssehild duidelijk lircedcr dan lang, lijn en dicht bestippeld, de basis lijn en onduidelijk gerand. Het 5 gewoonlijk eenklcurig geel, slcclits de schedel, twee groute langsvlekken op het halsschild, vier stippen of vlekken aan de basis der dckschilden en het uiteinde zwart; de zwarte vlekken op het halsseliild, aan de basis der deksL-hilden en op het uiteinde der dijen verdwijnen soms geheel i); bij eenc var. $ obscuripaiins Pic zijn de dckschilden, behalve een smalle zoom aan den zijrand, geheel zwart. Het <J is geheel zwart en alleen de bovenlip geel; meestal vertoont zich de gele kleur ook aan de zijden, zeldzamer ook op de middellijn van het halsschild en als een smalle zoom aan de zijden der


Size: 1802px × 1387px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1800, bookdecade1890, booksubjectbeetles, bookyear1898