. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 109. â COMPOSITAE. â 363 Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in j^eheel Europa voor en is bij ons algemeen, bijna uitsluitend op zandgrond, ook in de duinen, zoowel op open als op bebouwden grond. 8. Aiitcniiaria ') («aertii. A, dioica-) Gaertn. (ünaplialium dioicum L.). Rozenkransje (fig. 444). Deze plant heeft een wortelstok, waaruit niet bloeiende, aan den top een roset van bladen dragende, liggende en wortelende uitloopers en bloem- dragende, rechtopstaande, onvertakte stengels komen. De stengels zijn witviltig. De bladen zijn groe


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 109. â COMPOSITAE. â 363 Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in j^eheel Europa voor en is bij ons algemeen, bijna uitsluitend op zandgrond, ook in de duinen, zoowel op open als op bebouwden grond. 8. Aiitcniiaria ') («aertii. A, dioica-) Gaertn. (ünaplialium dioicum L.). Rozenkransje (fig. 444). Deze plant heeft een wortelstok, waaruit niet bloeiende, aan den top een roset van bladen dragende, liggende en wortelende uitloopers en bloem- dragende, rechtopstaande, onvertakte stengels komen. De stengels zijn witviltig. De bladen zijn groen of witachtig groen, van boven kaal, van onderen witviltig. De wortelbladen zijn gesteeld, spatelvormig, stomp, stekelpuntig, de bovenste bladen zijn lijnvormig, spits. De hoofdjes zijn gesteeld en vormen een ineen- gedrongen schermvormige pluim, die meest uit 3-8 hoofdjes bestaat. Zij zijn grooter dan bij Filago. De plant is tweehuizig. De stelen der hoofdjes zijn bij de vrouwelijke plant langer, wel tot 2 cM lang. De mannelijke hoofdjes zijn meer rondachtig, de vrouwelijke langwerpiger. TA ⢠j 11 1 j JU rj- â¢â¢ I--I Antennaria dioica De omwmdselbladen der hoofdjes zijn ongelijk Pig 444 van lengte, in de benedenhelft van buiten wollig, terwijl de bovenhelft droogvliezig is, zij zijn aan de mannelijke bloemen stomp, korter dan de bloemen (meest wit), aan de vrouwelijke zijn de binnenste spits, vaak langer dan de bloemen (meest rosé). De omwindsel- bladen zijn na den bloeitijd niet stervormig uitgespreid. De bloemkronen zijn wit of roodachtig. De haren der haarkroon zijn -bij de mannelijke bloemen aan den top verdikt. 7-15 cM. 2].. Mei, Juni. Biologische bijzonderheden. Het zijn vooral de witte of rosé omwindsel- bladen, die de bloeiwijzen doen opvallen. In de mannelijke bloemen, die buis-, doch boven klokvormig zijn en honig bevatten, eindigt de stijl in 2 â stompe takken zonder stempelpapillen, doch is het geheele bovenste deel van den stijl van veegharen


Size: 1431px × 1746px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants