. De flora van Nederland. Plants. 128 CARYOPHYLLACEAE. — FAMILIE Een deel der takken ligt meest op den bodem, andere staan rechtop of zijn opstijgend. De bladen zijn smal lancet- tot lijnvormig, spits. De bijschermen zijn oksel- en eindstandig. De bloemen zijn klein, groen. De kelkslippen zijn lijn-lancetvormig, smal gerand, uitgespreid en een weinig open na den bloeitijd, in een rechte punt versmald. De vruchtkelk is 4 a 4'/^ mM lang, glad, met een buis, die aan den top niet vernauwd is, doch wel aan den voet versmald, even lang als de slippen. De vrucht is 1 a 2-zadig. O. 5-20 cM. Juli—


. De flora van Nederland. Plants. 128 CARYOPHYLLACEAE. — FAMILIE Een deel der takken ligt meest op den bodem, andere staan rechtop of zijn opstijgend. De bladen zijn smal lancet- tot lijnvormig, spits. De bijschermen zijn oksel- en eindstandig. De bloemen zijn klein, groen. De kelkslippen zijn lijn-lancetvormig, smal gerand, uitgespreid en een weinig open na den bloeitijd, in een rechte punt versmald. De vruchtkelk is 4 a 4'/^ mM lang, glad, met een buis, die aan den top niet vernauwd is, doch wel aan den voet versmald, even lang als de slippen. De vrucht is 1 a 2-zadig. O. 5-20 cM. Juli—Herfst. Biologische bijzonderheden. In de bloemen zijn meestal slechts 2 a 3 vruchtbare buitenste en 1 of meer vruchtbare binnenste meeldraden. De bloemen worden ondanks dat er vrij wat honig wordt afgescheiden, weinig of niet door insecten bezocht en zijn dan ook meest op zelfbestuiving aangewezen. De wijze, waarop de bloem zich gedraagt, is bijna als bij S. perennis, doch de kelk- slippen bewegen zich bij het opengaan niet zoover naar buiten en de bloemen zijn homo- gaam, zoodat zelfbestuiving gemakkelijker kan optreden. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Europa op bebouwde en onbebouwde zandgronden voor en is ook bij ons algemeen, ook op loss. Volksnamen. De plant heet in den Achterhoek van Gelderland kommer- bloempje, bij Barneveld kruipspurrie, in Noord-Brabant waterspurrie. S. perénnis I) L. Overblijvende hardbloem. (Fig. 143). Deze plant is door de bebladerde uitspruitsels, die zij maakt, meer zode- vormend dan de eerste. Zij is blauwgroen met een penwortel, waaruit een aan den voet reeds vertakten stengel komt, die meest opstijgend en behaard is en krachtiger dan bij de vorige. De takken staan naar alle zijden uit, de onderste liggen soms op den bodem. Vrij vaak is de plant beneden rood aangeloopen. De bladen zijn lijnvormig, spits. De bijschermen staan meest alleen eindelings. De bloemen zijn groenachtig wit. De kelkslippen zijn langwerpig, stom


Size: 1278px × 1956px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants