. De flora van Nederland. Plants. Coronopus Ruellii Fig. 369. De bloemen staan in korte, gedrongen, bijna zittende, okselstandige tros- sen, zij zijn zeer klein en wit. De trossen schijnen soms door gedeeltelijke vergroeiing met den stengel anders gevormd, het- geen vooral opvalt, als de vruchten rijp zijn en de trossen zich verlengd hebben. Dan toch zitten enkele vruchten vrij laag en schijnt de rest van den tros hooger van den tak uit te gaan. De bloem- stelen zijn veel korter dan de bloemen. De kelk- bladen zijn eirond, stomp, witvliezig gerand, blijvend. De kroonbladen zijn bijna spatelvor


. De flora van Nederland. Plants. Coronopus Ruellii Fig. 369. De bloemen staan in korte, gedrongen, bijna zittende, okselstandige tros- sen, zij zijn zeer klein en wit. De trossen schijnen soms door gedeeltelijke vergroeiing met den stengel anders gevormd, het- geen vooral opvalt, als de vruchten rijp zijn en de trossen zich verlengd hebben. Dan toch zitten enkele vruchten vrij laag en schijnt de rest van den tros hooger van den tak uit te gaan. De bloem- stelen zijn veel korter dan de bloemen. De kelk- bladen zijn eirond, stomp, witvliezig gerand, blijvend. De kroonbladen zijn bijna spatelvormig, vanboven stomp en uitgerand, uitgespreid en iets naar binnen gekromd, langer dan de kelkbladen. De vruchttrossen zijn zittend, korter dan de bladen, met dikke, uitgespreide stelen. De hauwtjes zijn rondachtig-niervormig, samengedrukt, met een korte stekelpunt (de stijl), sterk rimpelig en knobbelig door straalsgewijs over den rand uitspringende lijsten (fig. 369). 5-25 cM. O. JuniâAugustus. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt door bijna geheel Europa aan wegen, op kleigrond, aan dijken, kanten van akkers en ruigten voor en is ook bij ons vrij algemeen, vooral op zeeklei en in de duinstreek. C. didymus') Sm. (Senebiéra didyma ') Pers.). Tweekn o p-varkens- kers (fig. 370). Deze plant gelijkt veel op de vorige, doch zij groeit hooger op, heefteen onaangenamen geur en is behaard. De stengels zijn vertakt en staan wat meer in de hoogte. De bladen zijn kleiner, diep vindeelig, met smalle, gave of dicht aan den top ingesneden slippen. De bloemen staan in bladokselstandige trossen, die reeds tijdens den bloeitijd veel meer opvallen dan bij de vorige soort en zich later verlengen, zij zijn klein en wit. De kelkbladen zijn eirond, stomp, vroeg afvallend, witvliezig gerand. De kroonbladen zijn korter dan de kelkbladen en ont- breken vaak. Meeldraden zijn er 2 of 4. De vruchttros is langer dan de bladen, zittend, smal met uitgespreide stelen. De hauwtjes zijn netac


Size: 1402px × 1782px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants