. De flora van Nederland. Plants. 564 — ROSACEAE. — FAMILIE 77. mig en niet afgerond als bij Fragaria, zij zijn nauwelijks grooter dan de kelk. De vruclitbodem is droog, daarop staan de onbehaarde vruchtjes. 4- 5-10 cM. April, Mei. De plant gelijkt veel op Fragaria vesca, doch is in bloeienden toestand daarvan te onderscheiden door de kleinere, elkaar niet aanrakende kroon- bladen, in den herfst door de bebladerde, stijve, bijna houtige uitloopers en steeds door de van onderen donkerder blauwgroene, niet witachtige, aan den rand sterker behaarde blaadjes. Voorkomen in Europa en in Nederland. D


. De flora van Nederland. Plants. 564 — ROSACEAE. — FAMILIE 77. mig en niet afgerond als bij Fragaria, zij zijn nauwelijks grooter dan de kelk. De vruclitbodem is droog, daarop staan de onbehaarde vruchtjes. 4- 5-10 cM. April, Mei. De plant gelijkt veel op Fragaria vesca, doch is in bloeienden toestand daarvan te onderscheiden door de kleinere, elkaar niet aanrakende kroon- bladen, in den herfst door de bebladerde, stijve, bijna houtige uitloopers en steeds door de van onderen donkerder blauwgroene, niet witachtige, aan den rand sterker behaarde blaadjes. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in bosschen en weiden, vooral in Midden-Europa voor. Bij ons wordt zij alleen in bosschen in Zuid-Limburg aangetroffen. P. aiba') X fragariastrum-). (P- hybrida:'-) Wallr., P. alba-stérilis ») Grcke). Witte ganzerik. Deze bastaard van P. alba en P. fragariastrum gelijkt het meest op P. alba, in de beliaring, want de haren staan niet ais bij P. fragariastrum geheel af, doch loopen als bij P. alba van den tegen den stengel liggenden voet naar buiten. Ook is de ondervlakte der bladen als bij P. alba glan- zend zijdeachtig behaard, de bovenvlakte bijna onbehaard. De bladen zijn 3- en 5-tallig (fig. 685), zij gelijken op die van P. alba (die lancetvormig zijn met een wigvormig versmalden voet), doch zij zijn breeder, terwijl de bladen bij P. fragariastrum op aardbeibladen gelijken (dus de blaadjes bijna rondachtig, geheel in het rond getand) zijn zij hier langwerpig en aan den top naar voren getand, naar den voet wigvormig versmald. De bloemstelen zijn teer als bij P. alba, de bloemen zijn groot, wit. Mei, Juni. Voorkomen in Nederland. De plant is bij ons alleen in het Beek- bergerwoud (1868, 1875) gevonden en was daar waarschijnlijk Fig. 685. P. supina-') L. Liggende ganzerik (fig- 686). Deze plant is afstaand of iets aangedrukt behaard met klierhaartjes tus- schen deze beharing. De wortel is dun. De stengels zijn herhaald gaffelvormig vertakt,


Size: 1289px × 1938px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants