. De flora van Nederland. Plants. 302 — RUBIACEAE. — FAMILIE 104. kruis- en zelfbestuiving mogelijk en spontane zelfbestuiving kan plaats heb- ben door neervallend stuifmeel. De vruchtjes zijn van weerhaakjes voorzien en kunnen door voorbij- loopende dieren verspreid worden. De plant is een echte boschplant, die vooral op den humusrijken bodem van beukenbosschen voorkomt en evenals de meeste boschplanten een sterk vertakten wortelstok bezit. Zijn in schaduwrijke bosschen de bladen donker- groen, zij worden bij het vellen van die bosschen in het licht bleeker, doordat het bladgroen door het ste


. De flora van Nederland. Plants. 302 — RUBIACEAE. — FAMILIE 104. kruis- en zelfbestuiving mogelijk en spontane zelfbestuiving kan plaats heb- ben door neervallend stuifmeel. De vruchtjes zijn van weerhaakjes voorzien en kunnen door voorbij- loopende dieren verspreid worden. De plant is een echte boschplant, die vooral op den humusrijken bodem van beukenbosschen voorkomt en evenals de meeste boschplanten een sterk vertakten wortelstok bezit. Zijn in schaduwrijke bosschen de bladen donker- groen, zij worden bij het vellen van die bosschen in het licht bleeker, doordat het bladgroen door het sterke licht ontleed wordt. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa in bosschen voor. Bij ons is zij zeer zeldzaam. Op het loss in Zuid- Limburg komt zij vrij veel voor, op andere plaatsen echter weinig en mis- schien is zij daar ook nog wel verwilderd. Volksnamen. De naam lieve-vrouwenbedstroo is het meest algemeen. In Groningen noemt men haar kom lok mij de vint, in Twente meikruid, bij Nijmegen en in Noord-Limburg waldmeester, op Walcheren bedstroo, in Zeeuwsch-Vlaanderen toenka. 3. Riibia^) Trn. R. tinctórum -) L. Meekrap (fig. 374). Deze plant is onbehaard en heeft een kruipenden, sterk vertakten wortelstok, waaruit kruidachtige, vertakte, vierkante stengels komen, die aan de kanten ruw zijn door rugwaarts gerichte stekels. De stengels liggen, als zij door middel hunner stekels geen steun kunnen vinden, anders zijn zij rechtopstaand. De bladen zijn vrij groot, lancetvormig, eennervig, zij hebben van onderen een sterk tevoorschijn tredend adernet en zijn aan den rand en vaak ook aan de nerf van onderen ruw door rugwaarts gerichte stekels. De onderste stengelbladen staan in kransen van 4, de hoogere echter van 6. De bloemen vormen eind- en okselstandige bijschermen, die tot een bebladerde pluim zijn vereenigd. De kelk ont- breekt of is weinig ontwikkeld. De bloemkroon is klok- stervormig, geelgroen, meest 5-(soms 4-)spletig met aan den top iets


Size: 1429px × 1748px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants