. Alle de wercken, so ouden als nieuwen . ijckin ouden tijt. U Sietdaer leen jonge maeght behoorlijck opgedragenAen haer befcheyden deel, met wille van de magen,En ouders rijp bcley t. fict daer! een rechten voet,Hoc dat een jonge bruy t een vrouwe worden fnoode hnckerny van heymclick belovenRijft uy t een gey Ic borft, als uyt een heeten oven,t Is raenighmael gemerkt, ten deught gemey nlijk nietWat uyt de dommejeught, en fonderractgefchiet. , die op de Franfche kuftenHad langen tijt gcdreyght een vlote toe te ruften,Was nu te mael gereet tot zeylen over zee,Nae eenigh rieckend landt,


. Alle de wercken, so ouden als nieuwen . ijckin ouden tijt. U Sietdaer leen jonge maeght behoorlijck opgedragenAen haer befcheyden deel, met wille van de magen,En ouders rijp bcley t. fict daer! een rechten voet,Hoc dat een jonge bruy t een vrouwe worden fnoode hnckerny van heymclick belovenRijft uy t een gey Ic borft, als uyt een heeten oven,t Is raenighmael gemerkt, ten deught gemey nlijk nietWat uyt de dommejeught, en fonderractgefchiet. , die op de Franfche kuftenHad langen tijt gcdreyght een vlote toe te ruften,Was nu te mael gereet tot zeylen over zee,Nae eenigh rieckend landt, of tot een gulde vader was geruft een ruvmetijt geleden,Sijn moeder naederhant den eygen pad fufter, fonder meer, juyft in haer friflchejeught,Was hem de meefte forg, was hem de meefte Hy fcheen voor zijn vertrcck haer op te willen dragenOf aen een trouwen vrient, of iemant van de magen,Op dat het teere pant daer moghte zijn bewaert,•Terwijl hy met de vloot de in het tegendeel feyt niet te konncn leven,Indien hy fich alleen gaet op de reyfe geven -,Wil daerom nevens hem gaen dolen over al,Waer hem de goede God ter zee geley den broeder evenwel en wil het niet gehengen,Maer foekt het vreemt befluy t haer uyt et hooft te bren-Hy dreygt haer mette zee, en alderley gevaer (gen jDat uyt de lange reys moght komen over des al niet te min hy kanfe niet belefen,Dus, als hci immers fchijnt alfoo te moeten wefen,Soo voegt hy tot de vloot al wat haer op den tochtOf dienftigh tot vermaeck, of noodigh wefen haeft de goede wint haer vaft begint te ftellen, Nerviu a nuptiali digsto ad cor fenetrat. Cellius lii. lo. c. lo. viiie !■ 7. cap. 1 j. Apudnos occult je conjuvflifMes, idejf , nonprius apud Ecclejiamprefejfie


Size: 1923px × 1300px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorcatsjacob15771660, bookcentury1600, booksubjectemblems