. Album der Natuur. — 229 —. is die, welke bekend is, onder den naam van Glimworm of Jo- hannisworm [Lampyns noctiluca). Deze benamingen zijn echter onjuist; want de dieren, welke men daar- mede aanduidt, zijn niet anders dan de ongevleugelde wijfjes van kevers, en de mannetjes zijn dan ook werkelijk van dek- schilden en ondervleugels voorzien. Beide, zoowel de door de lucht vliegende man- GLIMWORM (LAMPYRIS NOCTI- ,. ?, -, j ri -i ? n --f- ^ netjes als de op den bodem kruipende wijtjes, a. wijfje. *.mannetje. zijn lichtgevend, doch de laatste bezit- ten dat vermogen in veel hoogeren graad dan


. Album der Natuur. — 229 —. is die, welke bekend is, onder den naam van Glimworm of Jo- hannisworm [Lampyns noctiluca). Deze benamingen zijn echter onjuist; want de dieren, welke men daar- mede aanduidt, zijn niet anders dan de ongevleugelde wijfjes van kevers, en de mannetjes zijn dan ook werkelijk van dek- schilden en ondervleugels voorzien. Beide, zoowel de door de lucht vliegende man- GLIMWORM (LAMPYRIS NOCTI- ,. ?, -, j ri -i ? n --f- ^ netjes als de op den bodem kruipende wijtjes, a. wijfje. *.mannetje. zijn lichtgevend, doch de laatste bezit- ten dat vermogen in veel hoogeren graad dan de eerste. De wijfjes van eene andere in Italië voorkomende soort {L. italica) zijn evenzeer gevleugeld als de mannetjes. De kleur van het door haar verspreid licht is schitterend blaauw, terwijl dat van onze glimwormen meer blaauwachtig groen is. Bij eene eenigermate naauwkeuriger beschouwing dezer dieren bemerkt men al ras, dat niet hun geheele ligchaam licht uitstraalt, maar dat dit vermogen aan bepaalde plaatsen gebonden is, en wel aan de onderzijde van de beide op een na laatste geledingen van het achterlijf. Dat men desniettegenstaande het licht der wijfjes ook waarneemt wanneer zij over den grond kruipen, wordt ver- oorzaakt, door dat zij de gewoonte hebben van dikwerf hun achter- lijfnaar omhoog te buigen, zoodat de ondervlakte dan zigtbaar wordt. Het onderzoek heeft verder geleerd, dat het niet de geheele ondervlakte der genoemde geledingen is, van waar het licht voort- komt, maar dat onder het doorschijnende hoornachtig bekleedsel aldaar zich twee zeer kleine eironde vliezige zakjes bevinden, die het eigenlijk lichtgevend orgaan daarstellen. Deze zakjes zijn ge- vuld met eene gele kleverige stof, waarvan de aard nog geenszins voldoende bekend is. Wij willen er daarom niet langer bij stil- staan , maar merken hier alleen aan, dat uit de onderzoekingen van lateren tijd (die van macautney en van matteucci) schijnt voort te vloeijen, dat die stof noch tot de vetten


Size: 1242px × 2012px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., 1853, bookcentury1800, bookcollectio, bookdecade1850, bookyear1852