. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 106. â ADOXACEAE. 321 geelwitte bloeiwijzen. Toch is het insectenbezoek niet groot, misschien is de geur hun te sterk. Daar echter de nieeldraden in de bloemen naar buiten staan en de stempels dicht opeen op liet vruchtbeginsel, zijn zij aangewezen op bestui- ving door insecten. Wel zullen de nieeldraden, doordat zij zoover naar buiten staan, vaak de stempels van naburige bloemen spontaan kunnen bestuiven. De vruchten zijn zwartviolet op roode stelen, vallen dus sterk op aan de vogels, die ze vreten en de zaden verspreiden. Voorkomen in Europa en in Ne


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 106. â ADOXACEAE. 321 geelwitte bloeiwijzen. Toch is het insectenbezoek niet groot, misschien is de geur hun te sterk. Daar echter de nieeldraden in de bloemen naar buiten staan en de stempels dicht opeen op liet vruchtbeginsel, zijn zij aangewezen op bestui- ving door insecten. Wel zullen de nieeldraden, doordat zij zoover naar buiten staan, vaak de stempels van naburige bloemen spontaan kunnen bestuiven. De vruchten zijn zwartviolet op roode stelen, vallen dus sterk op aan de vogels, die ze vreten en de zaden verspreiden. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa in bosschen, heggen en aan wallen voor en is bij ons algemeen. Daar zij veel wordt aangeplant, is zij zeker ook vaak verwilderd. De var. ,3. wordt veel aangeplant en is ook vrij vaak verwilderd. De var. y. is bij Hondius vermeld, de var. o is bij Kleverskerke gevonden en de veel gekweekte var. --. bij Middelburg. Volksnamen. Behalve vlier heet de plant in Zuid-Limburg heulenteer, holdertere, hölentère, huUunder. S. racemósa ')L. Bergvlier (fig. 398). Bij dezen heester zijn de oudere deelen der schors gescheurd en roodbruin en is het merg geelbruin. De tal<ken staan tegenover elkaar, zijn wrattig, bleekbruin, vaak wat violet. De bladen zijn oneven gevind met 5-7 blaadjes. Deze zijn langwerpig-elliptisch, gesteeld, toegespitst, gezaagd, aan den voet bijna gelijk. De steunbladen zijn vertegenwoordigd door ronde, bruinachtig groene klieren. De bloemen staan in steeds rechtopstaande, eironde, dicht behaarde pluimen. De bloemkroon is eerst groenachtig, dan geelachtig wit en riekt weinig. De kroonslippen zijn aan den top iets concaaf en vallen licht af. De stijlen en de toppen der kelkslippen zijn violet. De vrucht (fig. 398) is scharlaken- rood, zeiden goudgeel. 3-6 M. l^ April, Mei. Voorkomen in Europa en in Nederland. Deze soort komt vooral in Midden-Europa in bergbosschen voor. Bij ons wordt zij wel aangeplant en is verwilderd g


Size: 1421px × 1758px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants