. De flora van Nederland. Plants. 94 — BORAQINACEAE. — FAMILIE 92. hunne met stuifmeel bedekte zijde naar boven i<eeren, kan geen insect zich op de bloem neerzetten zonder aan zijne onderzijde stuifmeel te ont- vangen. De grootere hommels steunen daarbij met de onderzijde van hunne borst, de kleinere met de onderzijde van hun achterlijf op de langere meel- draden, terwijl de nog kleinere bijen hunne onderzijde althans met de in het midden van den ingang der bloem staanden vijfden meeldraad in aan- raking doen komen. De stijl loopt tusschen de meeldraden door, hij is bij het opengaan der blo


. De flora van Nederland. Plants. 94 — BORAQINACEAE. — FAMILIE 92. hunne met stuifmeel bedekte zijde naar boven i<eeren, kan geen insect zich op de bloem neerzetten zonder aan zijne onderzijde stuifmeel te ont- vangen. De grootere hommels steunen daarbij met de onderzijde van hunne borst, de kleinere met de onderzijde van hun achterlijf op de langere meel- draden, terwijl de nog kleinere bijen hunne onderzijde althans met de in het midden van den ingang der bloem staanden vijfden meeldraad in aan- raking doen komen. De stijl loopt tusschen de meeldraden door, hij is bij het opengaan der bloem nog zoo kort, dat hij nauwelijks den ingang der bloem bereikt, doch later steekt hij er een heel eind uit, buigt zijn top iets naar boven en nu komen de insecten daarop aanvliegen en bewerken dus, als zij uit jongere bloemen komen, kruisbestuiving. De meeste be- zoekers is het om honig te doen, doch de wijfjes der buikverzamelaars onder de bijen nemen aan den buikborstel ook regelmatig stuifmeel mede. Voor hen zijn deze bloemen dan ook bijzonder geschikt, de straks genoemde Osmiasoorten behooren er dan ook toe. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa op droge, steenachtige plaatsen voor. Bij ons is zij vrij algemeen, vooral in de duinen en op hoogen zandgrond. Volksnamen. Behalve slangenkruid is op Wal- cheren de naam slangenkop in gebruik. E. caly'cinum i) Viv. GrootkeIk-slans;enkiuid (fig. 117). Deze stekelige plant heeft uitgespreide of opstijgende, niet of weinig vertakte stengels, die uitstaand behaard zijn. De bladen (fig. 117) zijn ruw behaard, 1-nervig, de onderste zijn omgekeerd eirond-iangwerpig, stomp, gesteeld, de bovenste langwerpig, zittend, aan den voet versmald. De bloemen (fig. 117) zijn blauw*, klein (10-12 mM lang), gesteeld, uitstaand. De kelk vergroot zich na den bloei en heeft iangwerpig-lancetvormige, bijna bladachtig wordende slippen. De bloemkroon is buis-kegelvormig, aan den top weinig verbreed, behaard en steekt vaak


Size: 1406px × 1776px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants