. De flora van Nederland. Plants. Urtica dioica Fig. 49. is de plant door geheel Europa verspreid en ook bij ons algemeen, behoort tot de zoog. ruderaalplanten. U. dióica'; L. Groote brandnetel (fig. 49). Deze plant is meestal 2-, soms 1-huizig. Uit den wortelstok komen tal van rechtopstaande, vertakte, vierkante stengels, waaraan tusschen de brandbaren, evenals ook op de bladen, nog vele korte haren voorkomen. De bladen zijn langwerpig, toegespitst, met meest hartvormigen voet, grof gezaagd, langer dan hun steel, van boven sterk groen. De steunbladen zijn spits, klein, lijn-lancetvormig. De m
. De flora van Nederland. Plants. Urtica dioica Fig. 49. is de plant door geheel Europa verspreid en ook bij ons algemeen, behoort tot de zoog. ruderaalplanten. U. dióica'; L. Groote brandnetel (fig. 49). Deze plant is meestal 2-, soms 1-huizig. Uit den wortelstok komen tal van rechtopstaande, vertakte, vierkante stengels, waaraan tusschen de brandbaren, evenals ook op de bladen, nog vele korte haren voorkomen. De bladen zijn langwerpig, toegespitst, met meest hartvormigen voet, grof gezaagd, langer dan hun steel, van boven sterk groen. De steunbladen zijn spits, klein, lijn-lancetvormig. De mannelijke bloeiwijzen lijken pluimvormig, hebben korte zijtakken en staan rechtop, de vrouwe- lijke hebben langere zijtakken en hangen ten slotte, doch gelijken overigens op de mannelijke. De bloei- wijzen zijn alle langer dan de bladstelen. i^. 3-15 dM. Juli—Herfst. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in geheel Europa algemeen voor, ook bij ons, aan heggen, slootkanten, op beschaduwde plaatsen enz. U. pilulifera-) L. Gave brandnetel (fig. 50). Dit is een eenhuizige, ruwbehaarde, dofgroene plant. De stengel staat rechtop, is weinig of niet vertakt, rond, gegroefd, beneden vaak roodbruin. De bladen zijn tegenoverstaand, iangwerpig-eirond, toegespitst, met hart-of wigvormigen voet, zeldzaam korter dan de steel, stomp ingesn-eden ge- zaagd , de tand aan den top is langer dan de zijtanden. Behalve de brandbaren treft men op de nerven aan de onder- vlakte meestal kortere haren aan. De steunbladen zijn klein, lancetvormig, langgewimperd. De mannelijke bloemtakken staan in schijn pluimvormig, rechtopstaand, soms zitten er in de onderste knoopen ook vrouwelijke tusschen. De vrouwelijke bloeiwijzen zijn bol- rond (1. cM in middellijn), langgesteeld, afstaand of terug- geslagen, even lang als of korter, zelden langer dan de bladstelen. Alle zitten in de bladoksels. © 3-9 dM. Juni— Herfst. De var. /3. Dodartii ) L. heeft gaafrandige of nauwelijks iets getande bladen.
Size: 1110px × 2250px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants