. De flora van Nederland. Plants. FAMILIH 17. CYPERACEAE. 379 aan weerszijden toegespitst, de cene vlakte is sterker gewelfd dan de andere. 4. 1-3 dM. April, Mei. Soms zijn de aartjes aan den voet vrouwelijk en boven mannelijk. De variëteit ,'5. Mcttcnidna Asc/iers. et ür. heeft aan den voet van het mannelijke aartje een vrouwelijke bloem met een bij rijpheid wijd afstaand urntje. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Noord-Europa alL^emeen, in Midden-Europa zelden voor. Zij j^roeit vooral op hoogveen tusschen het veenmos en is bij ons vrij zeldzaam. De var. is bij Lattrop gevo


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIH 17. CYPERACEAE. 379 aan weerszijden toegespitst, de cene vlakte is sterker gewelfd dan de andere. 4. 1-3 dM. April, Mei. Soms zijn de aartjes aan den voet vrouwelijk en boven mannelijk. De variëteit ,'5. Mcttcnidna Asc/iers. et ür. heeft aan den voet van het mannelijke aartje een vrouwelijke bloem met een bij rijpheid wijd afstaand urntje. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Noord-Europa alL^emeen, in Midden-Europa zelden voor. Zij j^roeit vooral op hoogveen tusschen het veenmos en is bij ons vrij zeldzaam. De var. is bij Lattrop gevonden. C. Davalllana') Sm. Turf zegge (fig. 285). Deze plant is grijsgroen en kaal. Zij is dicht zodenvorniend. Uit den wortclstoi< komen vele stijf reclitopstaande, dunne, teere, boven ruwe stengeis, die aan den voet door de vezelige overblijfsels van bladen van het vorige jaar omgeven zijn. De bladen zijn alle wortelstandig, smal, rechtopstaand met een scheedeen een min of meer ruwe schijf. De scheeden der afgestorven bladen zijn donkerbruin. De plant is tweehuizig en draagt slechts een eindelingsch aartje. De kafjes zijn langwerpig, die der mannelijke aartjes zijn licht roodbruin, breed witvliezig gerand, die der vrouwelijke (fig. 285) zijn donker, lichtbruin vliezig gerand, blijvend. Stempels zijn er 2. De urntjes (fig. 285) zijn langwerpig-lancetvormig, circa 4 niM lang, uit een eironden voet in een slanken snavel geleidelijk toegespitst, ten slotte wat teruggeslagen of teruggekromd, met den top scheef naar beneden gericht. De vrucht (fig. 285) is eirond- lensvormig. ^. 1-5 dM. April—Juni. Soms zitten aan den top der vrouwelijke aren mannelijke bloemen, wier kafjes na den bloeitijd dicht tegen de spil sluiten en tot de rijpheid der vruchten blijven. Zulke exemplaren gelijken veel op C. pulicaris, vooral daar de vruchtjes, als bij C. pulicaris, bij rijpheid terugslaan en zij ook in vorm er mee overeenkomen. Zij zijn echter niet zoo donkerbruin. Let men op de scherpe h


Size: 1425px × 1754px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants