. De flora van Nederland. Plants. 566 GRAMINAE. — FAMILIE 18. nervig. De spil der aartjes is ruw. Het onderste kroonkafje is langwerpig. De vrucht ontwikkelt zich niet. 3-7 dM. 4- Juni—Augustus (tot October). Deze bastaard wordt vaak verward niet een vorm van Festuca elatior met lijnvormige pluim, met takken en grondstandige takken, die meest slechts 1 aartje dragen, terwijl meest alleen de onderste tak der pluim een grondstandig takje draagt en met den vorm compositum van Lolium perenne (zie boven). Van beide is hij vooral te onderscheiden door den schuinen stand der aartjes en van de laatste
. De flora van Nederland. Plants. 566 GRAMINAE. — FAMILIE 18. nervig. De spil der aartjes is ruw. Het onderste kroonkafje is langwerpig. De vrucht ontwikkelt zich niet. 3-7 dM. 4- Juni—Augustus (tot October). Deze bastaard wordt vaak verward niet een vorm van Festuca elatior met lijnvormige pluim, met takken en grondstandige takken, die meest slechts 1 aartje dragen, terwijl meest alleen de onderste tak der pluim een grondstandig takje draagt en met den vorm compositum van Lolium perenne (zie boven). Van beide is hij vooral te onderscheiden door den schuinen stand der aartjes en van de laatste bovendien door de aanwezigheid van 2 kelkkafjes aan de bovenste aartjes. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in vruchtbare weiden en op grazige plaatsen met de stamouders voor. Zij is bij ons vrij zeldzaam. 47. Leptürus ^) Trin. Dunstaart. L. incurvatus-) Trin. Slangen staart (fig. 508). Deze plant is aan den voet bundelsgewijs vertakt. De stengel is meest min of meer vertakt met veelal den hoofdstengel in lengte niet bereikende takken, is rechtopstaand of meest schuin opstijgend of liggend. De bladen hebben een gladde, iets ver- wijde, ten slotte ten gevolge van vertakking in den bladoksel, min of meer geopende, vlakke en smalle, ten slotte bijna draadvormig samengevouwen, gladde schijf, terwijl het tongetje bijna ontbreekt. De aartjes zijn tot een aar vereenigd, die zelden meer dan 1 dM lang is, verder smal, meest circa 2 mM dik, rolrond en recht of min of meer gebogen is. De aartjes zitten in uithollingen der verbreede spil, zijn meest circa 7 mM lang, lancetvormig, spits, eenbloemig, hoogstens boven deze met een gesteeld beginsel eener tweede bloem. De kelk- kafjes (fig. 508) zijn smal, meest langer dan het aartje, zeer dicht bijeenstaand, aan den voet verbonden Het onderste kroonkafje (fig. 508) is vliezig, spits. De helmknopjes zijn voor het openspringen lijnvormig, geelachtig, later zijn ze kort rechthoekig eirond-langwerpig, melkwit. 5-30 cM. 0. Mei
Size: 1398px × 1787px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No
Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants