. De flora van Nederland. Plants. 588 ORCHIDACEAE. — FAMILIE 19. verbreed, onduidelijk 3-Iobbig. De lip is naar voren gericht, klein, omstreeks even lang als de helm, 3-lobbig met gaafrandige lobben, de zijlobben zijn kort, tandachtig tot lijn- lancetvormig verlengd, de middenlob is tongvormig vrij spits , meest dubbel zoo breed en meest ook langer dan de zijlobben. De spoor is rolrond, naar boven iets verdikt, kort, i/^ a V':i niaal zoo lang als het vrucht- beginsel, naar beneden gericht. Het vruchtbeginsei is bijna driekantig, meest spilvormig. Het zuiltje is kort. %. 10-35 cM. Juni—Augustus


. De flora van Nederland. Plants. 588 ORCHIDACEAE. — FAMILIE 19. verbreed, onduidelijk 3-Iobbig. De lip is naar voren gericht, klein, omstreeks even lang als de helm, 3-lobbig met gaafrandige lobben, de zijlobben zijn kort, tandachtig tot lijn- lancetvormig verlengd, de middenlob is tongvormig vrij spits , meest dubbel zoo breed en meest ook langer dan de zijlobben. De spoor is rolrond, naar boven iets verdikt, kort, i/^ a V':i niaal zoo lang als het vrucht- beginsel, naar beneden gericht. Het vruchtbeginsei is bijna driekantig, meest spilvormig. Het zuiltje is kort. %. 10-35 cM. Juni—Augustus. Biologische bijzonderheden. De bloemen zijn eenigs- zins welriekend. De nauwe ingang der spoor wijst er op, dat vlinders de bloemen bezoeken en de witte kleur wijst op nachtvlinders. De kortheid der spoor zegt ons, dat het de kleinere soorten zullen zijn, die als bestui- vers zullen optreden. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden- en Noord-Europa, in weiden voor of in grazige plaatsen in heidestreken. Zij is bij onsinZuid- Limburg ,^^ Gymnadenia albida Fig. 536. 6. conopéa ') R- Br. G r o O t e muggen- orchis (fig. 537). Deze onbehaarde plant heeft vrij dikke, plat- gedrukte 2-lobbige knollen en die lobben zijn 3-4-deelig, ook zijn er vrij dikke, korte bij wortels. De stengel is vrij slank, rechtopstaand, soms iets kantig, licht geelgroen, aan den voet voorzien van 2 vliezige, bruine, nauw aanliggende schubben. De bladen zijn lijnvormig, de onderste 3-5 staan dicht bijeen, zij zijn blauwgroen, met scheedeachtigen voet, aan den top iets samengetrokken, vanboven gootvormig, van onderen gekield, de onderste zijn stomp, de bovenste bijna schutbladachtig. De aar is meest veelbloemig, vrij ijl. De schut- bladen zijn eirond-lancetvormig, lang toegespitst, groen, aan de ran- den meest iets vio- let, zij zijn 3-nervig, ongeveer even lang alsdebloemen. De laatste (fig. 537, 538) zijn purperlila, zelden wit, vrij klein, iets knikkend, zij rieken zw


Size: 1214px × 2059px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants