. De flora van Nederland. Plants. 364 â NAJADACEAE. â ⢠FAMILIE 16. Biologische bijzonderheden. Bij deze en de 2 volgende soorten ontstaan 2 soorten van winterknoppen. De eene soort ontstaat op dezelfde wijze als bij P. obtusifolius is beschreven. Zij ontstaan vaak aan den top van lederen blad- dragenden tak. De andere soort ontstaat in den oksel van een der beide bladen onder de bloeiwijze. Aan deze knoppen draagt ieder blad een schijf, maar de spil is zeer kort en verdikt en bevat veel zetmeel. De bladen staan, soms 10 in getal, waaiervormig uit in den oksel van het blad. De spil is van ond


. De flora van Nederland. Plants. 364 â NAJADACEAE. â ⢠FAMILIE 16. Biologische bijzonderheden. Bij deze en de 2 volgende soorten ontstaan 2 soorten van winterknoppen. De eene soort ontstaat op dezelfde wijze als bij P. obtusifolius is beschreven. Zij ontstaan vaak aan den top van lederen blad- dragenden tak. De andere soort ontstaat in den oksel van een der beide bladen onder de bloeiwijze. Aan deze knoppen draagt ieder blad een schijf, maar de spil is zeer kort en verdikt en bevat veel zetmeel. De bladen staan, soms 10 in getal, waaiervormig uit in den oksel van het blad. De spil is van onderen bros, zoodat het geheel loslaat, op den bodem zinkt en in het voorjaar begint de top van de spil weer te groeien en vormt de nieuwe plant. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt vooral in Noord- en Midden-Europa in rivieren, meren en slooten voor. Bij ons is zij vrij algemeen. P. pusiilusi)L. Klein fonteinkruid (fig. 280). Deze soort is in al hare deelen kleiner en teerder dan de vorige. Zij heeft een vertakten, bijna rolronden, meest dunnen, draadvormigen stengel met meest 1,5-3 cM lange leden. De bladen zijn alle ondergedoken, even lang, draadvormig (meest 1,5-3 cM langen tot 1,5 mM breed), zittend, bijna steeds 3-nervig. Het net van mazen naast de mid- dennerf ontbreekt. Aan den voet van ieder blad zitten 2 min of meer duidelijke, zwartachtige knob- bels. De dwarsnerven staan vrij ver uiteen, loopen onregelmatig en zijn soms onduidelijk. De schee- den in de bladoksels zijn bijna 1 cM lang, breed, spoedig afvallend, vaak van franje voorzien, niet in het midden gespleten. De aren zijn vrij kort, in den vruchttoestand los. potamogeton pusiilus j)g g^gj^j^ ^ijn 2-3 maal zoo lang als de aren, tot Fig 280 â " 3 cM lang, draadvormig. De vruchtjes (fig. 280) zijn scheef ovaal, aan de buikzijde duidelijk convex, aan de rugzijde ge- kield, stomp, meest weinig meer dan 1 mM lang, glad of knobbelig met een zeer kort snaveltje. dM. 2|.- JuniâSeptember. B


Size: 1399px × 1786px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants