. De flora van Nederland. Plants. 120 SOLANACEAE. FAMILIE 93- Voorkomen. De plant behoort oorspronkelijk thuis in Zuid-Rusland, den Kaukasus en Tartarije en is bij ons eerst sedert het einde der 17^ eeuw- ingevoerd, eerst als sierplant. Zij is toen snel verwilderd. Dat zij tijdens den 30-jarigen oorlog door Zigeuners zou zijn ingevoerd, zooals wel beweerd is, is onjuist gebleken. De plant bevat het alkaloid: daturine en is daarom ook wel in de genees- kunde gebruikt om hare verdoovende werking. De versche bladen hebben een onaangenamen geur, die aan Chenopodium hybridum herinnert. Daar de zade


. De flora van Nederland. Plants. 120 SOLANACEAE. FAMILIE 93- Voorkomen. De plant behoort oorspronkelijk thuis in Zuid-Rusland, den Kaukasus en Tartarije en is bij ons eerst sedert het einde der 17^ eeuw- ingevoerd, eerst als sierplant. Zij is toen snel verwilderd. Dat zij tijdens den 30-jarigen oorlog door Zigeuners zou zijn ingevoerd, zooals wel beweerd is, is onjuist gebleken. De plant bevat het alkaloid: daturine en is daarom ook wel in de genees- kunde gebruikt om hare verdoovende werking. De versche bladen hebben een onaangenamen geur, die aan Chenopodium hybridum herinnert. Daar de zaden niet onaangenaam smaken, worden zij wel door kinderen gezocht en gegeten en is het daarom een gevaarlijke giftplant. De plant is nu in geheel Europa op bouwland, puinhoopen en aan wegen ingeburgerd. Bij ons is zij vrij algemeen, vooral in de duinen. De var. is bij Dubbeldam en Rotterdam gevonden. Volksnamen. De naam doornappel wordt het meest gebruikt. In Twente, Salland en de Graafschap Zutphen heet zij duivelkruid, in den Achterhoek van Gelderland wonderboom, bij Zwolle en in Zuid-Limburg steekappel, in Overijsel en op Walcheren dolappel, in de Noord-Veluwe molplant, op Tholen eierplant, in het Land van Hulst duzelappel en in Zeeuwsch-Vlaan- deren mollekruid. 10. Nicotiana 'j Trii. *i. Tabacum-) L Tabak (fig. 148). Deze plant heeft een onaangenamen geur en is klierachtig kort behaard. Zij heeft een penwortei en een rechtopstaanden, vertakten, dikken, ronden, bebladerden stengel. De bladen zijn zeer groot, langwerpig-lancetvormig, naar weers- zijden versmald, toegespitst, de onderste zijn afloopend, de bovenste lancetvormig, alle zijn gaafrandig of hebben een gegolfden rand. De bloemen zijn rosé en staan in eindelingsche en oksel- standige, pluimvormiggerangschikte, gaffeivormig beginnende ongevorkte bijschermen, met of soms zonder schutbladen. De kelk is cylindrisch-klokvormig, 5-spletig met driehoe;:ig-Ian- cetvormige, toegespitste slippen, is blijvend en omhult de vrucht


Size: 1415px × 1767px
Photo credit: © The Book Worm / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants