. De flora van Nederland. Plants. 152 — CARYOPHYLLACEAE. — FAMILIE 32. G. paniculata') L Uit den krachtigen. Gypsophila paniculata. Fig. 377. 1. bloem, 2. vrucht, 3. opengesprongen vrucht. kens weer een tijdje vlakten voorthollen. Bruidsluier (fig. 177). wortelstok komt een aantal rechtopstaande, sterk vertakte stengels, die in het onderste deel kort behaard en los bebla- derd zijn. De bladen zijn lancetvormig, zeer spits, meest 3-nervig, beneden paarsgewijze vergroeid, overigens iets vleezig. De bloemen zijn wit of rosé, klein, zij staan in een losse, wijd uitstaande pluim. De schutbladen zij


. De flora van Nederland. Plants. 152 — CARYOPHYLLACEAE. — FAMILIE 32. G. paniculata') L Uit den krachtigen. Gypsophila paniculata. Fig. 377. 1. bloem, 2. vrucht, 3. opengesprongen vrucht. kens weer een tijdje vlakten voorthollen. Bruidsluier (fig. 177). wortelstok komt een aantal rechtopstaande, sterk vertakte stengels, die in het onderste deel kort behaard en los bebla- derd zijn. De bladen zijn lancetvormig, zeer spits, meest 3-nervig, beneden paarsgewijze vergroeid, overigens iets vleezig. De bloemen zijn wit of rosé, klein, zij staan in een losse, wijd uitstaande pluim. De schutbladen zijn klein, wit gerand. De kelk is 5-spletig, klok- vormig, met stompe, rondachtig-eironde slippen, die een breeden, vliezigen rand hebben. De kroon- bladen zijn niet uitgerand, zij zijn 2-maal zoo lang als de kelk, korter dan de meeldraden en de stijlen. De doosvrucht is kort. De zaden staan niet dui- delijk in rijen. ^. 6-9 dM. Juli, Augustus. De geheele plant is zeer sierlijk met haar groot aantal kleine bloemen en teere fijne steeltjes. Daarop slaat ook de Nederlandsche naam. Voorkomen in Nederland en in Europa. De plant is bij ons sierplant en is op onbebouwde, zandige plaatsen verwilderd (Pothoofd bij Deventer, Nieuwe haven bij Zutphen, Galgenbelt te Hoog Keppel, Rotter- dam). Zij behoort thuis in Moravië en Neder-Oostenrijk en is daar een steppenplant, die met Rapistrum perenne de steppenheksen vormt. Als nl. de wijd-vertakte planten zijn afgestorven, worden zij door den wind los gescheurd en bij stormen tot groote klompen samengebald, waarna zij met groote sprongen, tel- door uitstekende declen van den bodem, over de tegengehouden 6. muralis') L. G i p s k r u id (fig. 178). Uit den penwortel komt een vrij teere stengel, die zich reeds spoedig rijkelijk begint te vertakken. Beneden is de stengel kort afstaand behaard met dikke haren, zoodat dit deel scherp aan- voelt, boven is hij kaal. De bladen zijn klein, smal lijnvormig, spits, naar beide einden ver-- smald. De t


Size: 1361px × 1836px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants