. De godlievende ziel . zingen. Dit is het trouwverbont met Godt. P 2 LX. Lief* iiö Zinnebeelden van O. van Veen. L X. Liefde is de vervulling van de Wet, \j Us is de heele wet Liefde is t Eindt van Godts Rede en Godtsdienft beide noodeü Ons dien wegh op met alle , stiel, na alle uw liefdewerken; Godts Liefde ruft aen uwe zy\ Waer meê gy welgenoegt en blyBefloot uw loopbaen te beperken. Dank uwen Bruigom, die zoo trouAls gunftigh door zoo veel gevarenU wilde helpen en bewaren, En eindlvk nemen tot zyn deedgy door uwe eige krachten, Gy had het all


. De godlievende ziel . zingen. Dit is het trouwverbont met Godt. P 2 LX. Lief* iiö Zinnebeelden van O. van Veen. L X. Liefde is de vervulling van de Wet, \j Us is de heele wet Liefde is t Eindt van Godts Rede en Godtsdienft beide noodeü Ons dien wegh op met alle , stiel, na alle uw liefdewerken; Godts Liefde ruft aen uwe zy\ Waer meê gy welgenoegt en blyBefloot uw loopbaen te beperken. Dank uwen Bruigom, die zoo trouAls gunftigh door zoo veel gevarenU wilde helpen en bewaren, En eindlvk nemen tot zyn deedgy door uwe eige krachten, Gy had het alles van zyn hant. Hy was uw trooft en ftuurde uw wegen en gedachten. Uw Liefde heeft de Wet vervultDoor zyne oneindige floeéh alle uwe wegen gade. Zyn zachte Geeft gaf u t gedult;Zyn Waerheit veftigde uwe fchreden \ Zyn Woort was t licht voor uwen voet, Zyn Licht het licht van uw gemoet,Zyn Kracht de ziel van uwe zeden. Onfterflyke Eer en Majefteit _ Zy Gode en t Lam in eeuwigheit. BLADT- LX,. BLADTWYZER DER ZINNEBEELDEN VAN H. H U G O. /~\Pdraght Heer voor u is alle myne begeerte : en myn zuchten is voor u niet verborgen. Pf. XXXVIII. io. Pag. i I Met myne ziele helle ik u begeert in den nacht. Ezaï. XXVI. 9. 2 2. O Godt, Gy weet van myne dwnesheit, en myne fchidden zyn voor u niet verborgen. Pf LXIX. 6. 3 3 Zyt my genadigb , Heer, want ik ben verzwakt: genees my,Heer, want myne beenderen zyn verfcbrikt. Pf. VI. 3. 4 4 Aenzie myne etende en myne moeite , en neem alle mynezonden wegb. Pf. XXV. 18. ;, 5 Gedenk toch dat gy my als leem bereit hebt , en my totJiof %ult doen wederkeeren. Job. X. 9. 6 6 Hebbe ik gezondigt , wat zal ik doen ? O menfcbenboeder,waerom hebt Gy my u meen tegenloopgejielt. Job. 7 7 Waerom verbergt Gv uw Aengezicbt , en houdt my vooruwenvyant? Job. XIII. 14. 8 8 Och, dat myn hooft water ware, en myn oogb een fpring-ader vantranenl Jerern. IX 1. 9 9 Banden der belle omringden my, Jirikken des doodts bejegen-den my. Pf. XV


Size: 1210px × 2066px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthordukeuniversitylibrarygilbertcollection, booksubjectem