. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië . a 1 a-strook een zeer dichte teekening te zien këpala wordt aan de andere zijde begrensd door vijf op elkaarvolgende, diverse randen van krullen, bloemen en veelvlakken. 3. Tapak tjatoer (vlak van een dambord). Een van de oudstepatronen van Soerabajasche songkèts. Een teekening van vier-kantjes. De këpala bevat in plaats van vierkantjes lange, recht-hoekige reepen, waarin kruis- en sterfiguren geweven zijn. 4. Sëmanggi tjina (sëmanggi = de Hydrocotyle latisetaZoll, nat. fam. der Umbelliferae, een soort waterplant, waarvan deblaad


. De inlandsche kunstnijverheid in Nederlandsch Indië . a 1 a-strook een zeer dichte teekening te zien këpala wordt aan de andere zijde begrensd door vijf op elkaarvolgende, diverse randen van krullen, bloemen en veelvlakken. 3. Tapak tjatoer (vlak van een dambord). Een van de oudstepatronen van Soerabajasche songkèts. Een teekening van vier-kantjes. De këpala bevat in plaats van vierkantjes lange, recht-hoekige reepen, waarin kruis- en sterfiguren geweven zijn. 4. Sëmanggi tjina (sëmanggi = de Hydrocotyle latisetaZoll, nat. fam. der Umbelliferae, een soort waterplant, waarvan deblaadjes met sambal gegeten worden). Een vlak van regelmatiggeplaatste kruizen, waartusschen zich kleinere kruisjes en rozet-ten bevinden. In de këpala is een aardige symmetrie te het midden van die këpala is een rand van ongeveer dezelfde figuren als op het overige gedeelte van de saroeng; aan weerszijden van dien rand ziet menstrooken van in elkaar geschoven driehoeken, welke weer begrensd worden door randen vanruitjes en Fig. 239. Sëmanggi-goenoeng. () Er bestaat ook een Javaansch grondwoord tjoekit, waarvan njoekit is afgeleid, met een puntig voorwerp ergens in of door steken, om iets op te lichten. 238 K Jfc W 5. Berasoetah(beras ~ rijstkorrels; oetah — overal verspreid uitgestort). Sterfigurenop een donkerrood fond. 6. Sëmanggigoenoeng (naam van een heester, Desmodiummicrophyllum , nat. Papilionaceae). Tusschen de met zilverdraad geweven kruisfiguren op het fond zijn met eenniet flottanten inslag van paarse en gele wol bloemfiguren ingeweven, (fig. 239). 7. Kenonga oelërrën (dwz. de kenangabloem, waaraan de rupsen (oelër) gevretenhebben). Ongeveer van hetzelfde genre als de sëmanggi goenoeng, sub 6 genoemd. Even-eens figuren, gevormd door een niet flottanten inslag van paarse en groene wol. Rijk bewerktekëpala. Voorts heeft men nog de songkèt-patronen: ka wo eng (naar het bat ikmotief van den-zelfden naam), kawoeng


Size: 874px × 2858px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookdecade1910, booksubjectweaving, bookyear1912