. De flora van Nederland. Plants. 500 ONOGRACEAE. FAMILIE 72. Biologische bijzonderheden. Hoewel, zooals bij het geslacht is beschreven , de bloemen uitstekend voor kruisbestuiving zijn ingericht, is de bestuiving reeds volbracht, voor de knop zich opent. De helmknopjes zijn in den knoptoestand al geopend en zij omgeven de 4 groote stempels zoo dicht, dat de geheele buitenoppervlakte van deze met stuifmeel bedekt is uit dezelfde bloem en het is aan prof. Hugo de Vries gebleken, dat deze even goed stuifmeelbuizen vormen, als wanneer de korrels op de kleverige binnenzijde komen, ook even goed be


. De flora van Nederland. Plants. 500 ONOGRACEAE. FAMILIE 72. Biologische bijzonderheden. Hoewel, zooals bij het geslacht is beschreven , de bloemen uitstekend voor kruisbestuiving zijn ingericht, is de bestuiving reeds volbracht, voor de knop zich opent. De helmknopjes zijn in den knoptoestand al geopend en zij omgeven de 4 groote stempels zoo dicht, dat de geheele buitenoppervlakte van deze met stuifmeel bedekt is uit dezelfde bloem en het is aan prof. Hugo de Vries gebleken, dat deze even goed stuifmeelbuizen vormen, als wanneer de korrels op de kleverige binnenzijde komen, ook even goed bevruchting teweegbrengen en even normale zaden vormen. Voorkomen. De plant is uit Virginië in 1614 naar Europa overgebracht om de eetbare wortels en heeft zich o. a. in ons land op zandgrond en vooral in de duinen zeer verspreid. Zij is bij ons vrij algemeen. Volksnamen. Behalve de namen St. Teunisbloem en nachtkaars, die op vele plaatsen in gebruik zijn, nog de volgende. Nachtbloem zegt men in Friesland, Noord-Overijsel en op Walcheren, in Friesland ook nachtpitjes. In den Achterhoek van Gelderland noemt men ze 24-uursbloemen, op Walcheren leliën van een dag, in Zeeuwsch-Vlaanderen nachtschoone en in Zuid-Limburg tabaksbloem. 0. muricata') L. Kleine teunisbloem (fig. 610). Deze plant is grijsgroen en heeft een vrij krachtigen, rechtopstaanden, rocdachtigen stengel, die voor den bloeitijd overgebogen is en evenals de bloemstelen, met purperkleurige, op een rooden knobbel staande haren bezet is. De bladen zijn fijn behaard, in een steel versmald. De bladen der rozetten zijn meest getand en lancetvormig (anders dan bij O. biennis), de stengelbladen hebben denzelfden vorm, de onderste zijn vaak rood aangeloopen. De bloemen zijn geel, vrij klein (1-2 cM in middellijn) en vormen een verlengde aar. [>e kroonbladen zijn hartvormig ingesneden, niet langer dan de meeldraden, veel korter dan de kelkbuis. De doosvrucht is kort langwerpig, zittend, behaard (fig. 610). 4,5-9 dM. 0O, zel


Size: 1402px × 1781px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants