. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . huls komende roept hy de vriendenen de gehuuren te zamen, zeggende tot haar^weeft hlyde met my , want ik hehhe mynfchaap gevonden^ dat verkoren was. Ik zegge u lieden^ datter alzoo hlydfchapzal zyn in den Heemel over eenen zondaar^die hem bekeerd^ [ meer J dan over negenen negentig regtveerdlgen^ die de hekeeringeniet van nooden hebben. En vers 11-15. Een zeker menfe hadde twee zoonen: En de jongfte van haar zelde tot den Va-der , geeft my het deel des goeds dat [ my ]toe komt^ en hy deelde haar het goed. En niet veelt dagen daarna^ de jongfte


. Het overvloeijend herte, of nagelatene verzen . huls komende roept hy de vriendenen de gehuuren te zamen, zeggende tot haar^weeft hlyde met my , want ik hehhe mynfchaap gevonden^ dat verkoren was. Ik zegge u lieden^ datter alzoo hlydfchapzal zyn in den Heemel over eenen zondaar^die hem bekeerd^ [ meer J dan over negenen negentig regtveerdlgen^ die de hekeeringeniet van nooden hebben. En vers 11-15. Een zeker menfe hadde twee zoonen: En de jongfte van haar zelde tot den Va-der , geeft my het deel des goeds dat [ my ]toe komt^ en hy deelde haar het goed. En niet veelt dagen daarna^ de jongfte zoo-ne alles by een vergaderd hebbende^ is weggereisd In een verre \_ gele gen ] land^ en heeftaldaar zyn goed doorgebragt^ leevende over-dadlglyk. En als hy het alles verteerd hadde ^ wlerddaar een groote hongersnood In dat zelve land^en hy begon gebrek te lyden. En hy ging heenen en voegde hem by eenvan de burgers des zelven lands: en die zondhem op zyn land^ om de zwynen te welden,K Je- 14^ Het Overvloei JE ND intrek te Zegget de Dogter Zion: ziet tm Koninghmt\ tof } u zagtmoedig en gezeten op eeneEzeiinne, en een veulen zynde een jong eenerpkdragendê lEzelime, ] Mattht XXL v. 5. H E R T E. 147 Op Figuur XLVII. T rek in, trek in, ó Vorfl: der Eere,Dat alle deuren open gaan;Ën uwe Geeft ons hert regeere,En alles door U word gedaan. \^^ ^M^tth: XXI. vers 6-90 JOjn de difclpeUn heenen gegaan zynde^ aigedaan hebbende gelyk Jezus haar bevolenhadde^ Bragten de Ezelinne en het veulen en lei-den haar e kleederen op dezelve^ en zetteden[ hem ] daar op. En de meefle fchaare fpreiden haare klee-deren op den weg^ en anderen hiewwen tak-ken van de Boomen^ en Jpreidenfe op denweg. En de fchadren die voorgingen en die volg-den^ riepen^ zeggende^ Hozanna den zooneDavids: gezegend [ is ] Hy die komt in denfiaame des Heer en: Hozanna In de hoogpe[ heemelen. ] K 2 Hét 148 Het OVERVLOEÏJEND Nagtmaal.


Size: 1462px × 1709px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorluikenjan164, booksubjectemblems, booksubjectmysticism