. Zegepraal der goddelyke liefde, vertoont in zeven en viertig ziel opwekkende zinnebeelden. In Zangmaat vervat op gelyk getal, van de uitgelezenste en bekwaamste wyzen, enz . te, en welluft nimmer (lil,Zyn uyt om zielen te Jagrhond zy uw goede wil, Om deze Peften te ondeugden hier mé ftout gejaegt uyt uw Gemoed,Zoo krygt haaft in uw hart, in uw hartPe deugd een vaften voet. P Wat Goddelyke Liefde. 41 6. Wat is uw raad van wondre kragtO liefde! k voel ze^aan my beklyven. Wie God in zyn gemoed eer ft de werrelt daar uit dry ven. Waar berg ik my, op dat zy my


. Zegepraal der goddelyke liefde, vertoont in zeven en viertig ziel opwekkende zinnebeelden. In Zangmaat vervat op gelyk getal, van de uitgelezenste en bekwaamste wyzen, enz . te, en welluft nimmer (lil,Zyn uyt om zielen te Jagrhond zy uw goede wil, Om deze Peften te ondeugden hier mé ftout gejaegt uyt uw Gemoed,Zoo krygt haaft in uw hart, in uw hartPe deugd een vaften voet. P Wat Goddelyke Liefde. 41 6. Wat is uw raad van wondre kragtO liefde! k voel ze^aan my beklyven. Wie God in zyn gemoed eer ft de werrelt daar uit dry ven. Waar berg ik my, op dat zy my niet overwin, Ey fluit my in uw hart, in uw hartDaar komt zy nimmer in. Zoekt gy het eewig ligt, daar t nimmer duider af o ziel, leg af het werk der duiliernis. TOEPASSING. ROey t onkruid uit uw Zielenhof,Wie daar in vrugten wil zien groejen ,Verheven boven V aardje /lof, Zoo zal uw boomgaart welig bloejen,En V Ooft ufihsnken op zyn tyt. Wat is op aarde tog te wagten,Daar niet als onheil woont, enfiryd? Ban uit die werrelt f e gedag ten,(Het onkruid dat de ziel befmet)Die wil, dat hem Gods liefde red. C 5 Wie 4i Zegepraal > der XI. Wie zoekt de Vryheit Gü-piö dijsotuf eéwe rum Cf)diste. rPu/s q$U l~lmnur fntt cft ma vit,(DüUfg est la mort aui me aeflie. ■ Goddelyke Liefde. 43 Zielzucht. Ik begeer e ontbonden te worden, en metKrijlus te zyn. XI. GEZANG. Vois: Chantez petits Ofeaitx, & O Doelwit van myn min! \O trooft in al myn plagen! Wanneer zal uw vrindin \ ,. De kroon des hemels dragen ? f Verkort, verkort myn dagen, I pn laat my uw bruidzaal in. j Hebt ge ó Bruigom my verkoren, ^ Laat de dood my niet verfmoren. J Laat myn ziel, j myn ziel, als t lyf bezwyk, Verhuizen in uw Ryk. j 2. Hier grimt my de afgrond toe. *)Daar lokken de ydelheden Myn ziel van ftryden moe: j,. Staag de oogen na beneden. f Elk tragt my te overreden, } Als ik uw gebod voldoe, J Breek )bis. 44 Zegepraal, der Breek de keten myner zonden, ^ Daar ik leg aan vaft gebond


Size: 1790px × 1395px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookauthorhoogstratenjanvan16621756, bookcentury, bookdecade1720