. Goddelyke liefde-vlammen, van een boetvaardige, geheyligde, liefhebbende, en aan haar selfs-stervende ziele : in drie deelen verdeelt, af-gebeeld door vijftig nette koopere figuuren : neffens haar verzen, aanmerkingen, gezangen, en ziel-zuchtingen . ecnen, klagen, V Hoe groot d elende ook mag zijn,Ja al des werelds droeve plagen, Of wat er fchrikkelijk mag zijn,Is niet , mijn God by die ellende Te vergelijken, neen, oneen!Al s gy u van de Ziel gaat wenden En wend uw aanficht elders moet de Ziel veel nare vlagen Gevoelen, dat hem t herte knelt,En menigmaal aan Jefus vragen, Mijn God,


. Goddelyke liefde-vlammen, van een boetvaardige, geheyligde, liefhebbende, en aan haar selfs-stervende ziele : in drie deelen verdeelt, af-gebeeld door vijftig nette koopere figuuren : neffens haar verzen, aanmerkingen, gezangen, en ziel-zuchtingen . ecnen, klagen, V Hoe groot d elende ook mag zijn,Ja al des werelds droeve plagen, Of wat er fchrikkelijk mag zijn,Is niet , mijn God by die ellende Te vergelijken, neen, oneen!Al s gy u van de Ziel gaat wenden En wend uw aanficht elders moet de Ziel veel nare vlagen Gevoelen, dat hem t herte knelt,En menigmaal aan Jefus vragen, Mijn God, hoe ben ik dus ontftelt ?Och! waar of ik my nu bevinde! Waar toe heeft my de zond* gebracht gDatikmijnfchoonfte , mijn beminde Zoo menig werven heb veracht!Ik heb my in een Zee gefmeeten , Waar ik des doods geweld in ly,De fchrik der hellen my als eeten Waar zyt gy Jefus: waar zyt gy ?A y komt doch! en hebt meedoogen En flaat op my doch eens uw oogen. Goddelyk Antwoord. Jefai. 46. rers 8. Gedenkt bier aan, aibouduwkloekelijk^ hrengtbet »f-d<r in bet berte y o gy overtreders* IX. Fi. LIEFDE-VLAMME& IX. FtGUUR. Il De banden des doods hadden my omvangen •, endedeangftender helle hadden my getroffen: ikvond benautheyd ende Pfalm tf. Wrs %. p Heere, en ftraft my niet in uwen tdörtf * eökaffijdmymetinuwegrimmigheyd. Zijt rriygenadig Heere, want ik ben verzwakt; geneeftmy , Heere * want mijn beenderen zijn ver-»Schrikt. D % &&* & . godd e ly k e Aanmerking op de IX. Figuur. O Mijn God, helpt ons, fpreyd uwe Vleugelen overons uyt , opdat wy daar onder fchuylende , ontvlie-den mogen voor het aangelicht van dien HelfchenDraak , die ons gedurig vervolgt s befchermt ons, ó Hee-re, gy onfen Schild en Borgt 5 want des Satans gefta*óig werk en is niet anders, en het is fijn eenige begeertemaar , dat hy onfe Ziele maar mogte verflinden, diegy o Heere, gefchapen hebt 1 daarom roepen wy tot u,Heere, verloflons van den boofen, dewelke, als wyfUpen ofte waken, eten ofte


Size: 1370px × 1823px
Photo credit: © Reading Room 2020 / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookidgoddelyke, booksubjectemblembooksdutch, booksubjectemblems