. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 97. â OROBANCHACEAE. â 265 2-spleti,u, lialf zoo als de blocinkrooiibuis, van voren saiiieiistootciid of aaiieenfi;cj,'roeid, van buiten klieiaclitiu behaard, van biiiiieii kaal. De bloemkroon (fi;,'. 327) is 2-3 cM lanj^s Keel, roodbruin aan^jeloopen, van buiten klierachti),' behaard, nit tj;ekroniden voet , op den nii,' recht. De bovenlip is heliuvormiu, 2-Iobbi),nnet afstaande lobben. De onderlip is 3-slippi,t;, de slippen zijn eirond, tamelijk Keiijk, de zijdelin^sche afstaand. Alle slippen zijn ongelijk getand. De helmdrade


. De flora van Nederland. Plants. FAMILIE 97. â OROBANCHACEAE. â 265 2-spleti,u, lialf zoo als de blocinkrooiibuis, van voren saiiieiistootciid of aaiieenfi;cj,'roeid, van buiten klieiaclitiu behaard, van biiiiieii kaal. De bloemkroon (fi;,'. 327) is 2-3 cM lanj^s Keel, roodbruin aan^jeloopen, van buiten klierachti),' behaard, nit tj;ekroniden voet , op den nii,' recht. De bovenlip is heliuvormiu, 2-Iobbi),nnet afstaande lobben. De onderlip is 3-slippi,t;, de slippen zijn eirond, tamelijk Keiijk, de zijdelin^sche afstaand. Alle slippen zijn ongelijk getand. De helmdraden zijn in de onderste kromming der bloemkroon (op ' :; harer lengte. 4-5 niM van den voet) injjeplant, tot het midden dicht behaard. De stijl is kaal, de stempel fUiweclachtiK, wasKcel. â ^. 3-4,5dM. MeiâJuli. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in Midden-Europa voor en woekert op Medica^o sattva en falcata. Zij is bij ons alleen bij Deventer, Diepenveen, Brummen, Beek bij Nijmegen, Kuilenburg, Apeldoorn en in de Scheveninssche duinen gt' Orobanche rubens Fitr. 327. 0. Picridis ') F. Schultz. B i 11 l' r k r ii i cl b r e m r a a p (fig. 328). Bij deze plant is de stengel evenals de schut- bladen (fig. 328) dicht behaafd, bleekviolet, aan den voet weinig gezwollen, met donkere, bruinachtige schubben bezet. De aar is meest veelbloemig, dicht. De schutbladen zijn korter dan of evenlang als de bloemen. De bloemen zijn 15-20 mM groot, rechtop-uitstaand of uitstaand. De kelk- bladen zijn ongedeeld of naar voren met een tand of tot het midden 2-spletig, 1-3-nervig, evenlang als of langer dan de bloemkroonbuis. De bloemkroon (fig. 328) is wit-geelachtig, violet geaderd, klier- achtig of weinig behaard met klokvormige buis, die bijna recht op den rug is, doch aan den top naar voren gebogen met stomp getande lippen. De bovenlip is ongedeeld, aan de zijden weinig af- staand, de onderlip heeft 3 bijna gelijke, niet behaarde lobben. De meeldraden zijn bijna op he


Size: 1415px × 1766px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants