. Beschryving van Ysland, Groenland en de Straat Davis. : Tot nut der wetenschappen en den Anderson, Johann, 1674-1743; Natural history; Natural history; Eskimo languages; Indian linguistics. - â_â .â1HJâU1 â I. i(5o BESCHRYVING van GROENLAND, de befte is, vind. Hy word 60 of 70 voeten lang. De vin- nen aan de zyden zyn 5 tot 8 voeten lang, en de Haart, die horizontaal ligt, doch aan de beide zyden iets in de hoogte ge- kromt is, zulks hy een ^^ verbeeld, 3 of 4 vademen breed , waar -mede hy, zich op de zyde geworpen hebbende, gewel- dig (laan kan. De huid is glad en zwart, doch i


. Beschryving van Ysland, Groenland en de Straat Davis. : Tot nut der wetenschappen en den Anderson, Johann, 1674-1743; Natural history; Natural history; Eskimo languages; Indian linguistics. - â_â .â1HJâU1 â I. i(5o BESCHRYVING van GROENLAND, de befte is, vind. Hy word 60 of 70 voeten lang. De vin- nen aan de zyden zyn 5 tot 8 voeten lang, en de Haart, die horizontaal ligt, doch aan de beide zyden iets in de hoogte ge- kromt is, zulks hy een ^^ verbeeld, 3 of 4 vademen breed , waar -mede hy, zich op de zyde geworpen hebbende, gewel- dig (laan kan. De huid is glad en zwart, doch in enigen met wit en geel, inzonderheid op de vinnen en den ftaart , fierlyk gemarmelt: de buik wit. Met den ftaart roeyt de vifch zich voort, en wel zo gezwind, dat het, als men de vrefelyke gro- te en zwaarte van den vifch overweegt, ten hoogften te ver- wonderen is. De vinnen gebruikt hy alleen , om zich te wen- den; doch het wyfje bedient 'er zich ook noch van, als zy vlucht, om hare jongen met dezelve voort te flepen, door de vinnen achter de uitftekende vleugelen, of einde van den ftaart der jongen te flaan. Onmiddelyk onder den huid, die flegts zo dik als papier of dun pergament, en het zwoort, 't geen een vin» ger dik is, ligt het fpek onmiddelyk boven over het vleefch 9 tot 12 duimen dik, zynde fchoon geel van verwe, zo de vifch gezond is; doch het vleefch in zich zelven mager en hoog rood. .Aan de bovenkaak zitten aan de beide zyden de baarden, die ta- melyk fcheef benedenwaarts in de onderlip, als in een fchede fluiten, en de tong van beide zyden genoegzaam omvatten, ge- lyk zy dan ook op hunne fcherpe kanten met hairen of vezelen voorzien zyn, op dat zy aan de ene zyde de lippen en tong voor het kerven en quetfen bewaren , en tefFens aan de andere zyde het ongediert, 't geen de vifch influrpt en tuifchen de bla- den der baarden tot zyn voedzel vermaalt, als in een net op- vange en houde, tot de vifch het inzwelgt. De baarden zitten als orgelpypen in de kaken,


Size: 1083px × 2306px
Photo credit: © Library Book Collection / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., booksub, booksubjectindianlinguistics, booksubjectnaturalhistory