. De flora van Nederland. Plants. 430 — CYPERACEAE. — FAMILIE 17. De onderste bladen hebben een licht- of donkerbruine tot grijsbruine, soms rood aangeloopen scheede en ook aan de stengel- bladen lange, lijnvormige (meest niet meer dan 4 mM breede), gootvormig-gekielde, aan den top driekantige, aan de randen iets ruwe bladschijf. De bovenste bladscheede is boven open. De aartjes staan 3-5 bijeen, zij vormen een eindelingsche speer, die ten slotte boven de schut- bladen uitsteekt. Zij zijn alle gesteeld of meest het (of de) middelste zittend, eirond of langwerpig, in den bloeitijd meest niet me


. De flora van Nederland. Plants. 430 — CYPERACEAE. — FAMILIE 17. De onderste bladen hebben een licht- of donkerbruine tot grijsbruine, soms rood aangeloopen scheede en ook aan de stengel- bladen lange, lijnvormige (meest niet meer dan 4 mM breede), gootvormig-gekielde, aan den top driekantige, aan de randen iets ruwe bladschijf. De bovenste bladscheede is boven open. De aartjes staan 3-5 bijeen, zij vormen een eindelingsche speer, die ten slotte boven de schut- bladen uitsteekt. Zij zijn alle gesteeld of meest het (of de) middelste zittend, eirond of langwerpig, in den bloeitijd meest niet meer dan 2 cM lang, stomp of spits. De stelen der aartjes zijn glad. De kafjes zijn lancetvormig, eennervig. spits, zilvervliezig met donkerbruine middenstreep, ten slotte meest geheel bruin. De bloemdekborstels zijn aan den top glad. De vruchten (fig. 363) zijn langwerpig-omge- keerd eirond, tot circa 3 mM lang, bijna gevleugeld driekantig, stekel- puntig, lichtbruin. 2].. 3-6 dM. April, Mei, soms tot in den Herfst. Biologische bijzonderheden. De bloemen zijn proterogynisch. Zij zijn ook wel eens zuiver vrouwelijk. Voorkomen in Europa en in Nederland. De plant komt in bijna geheel Europa in hoog- en laagveen voor. Zij is bij ons zeer algemeen. Volksnamen. In Friesland heet de plant flok, in Oost-Drente katoengras en veenvlok, in Twente en de Graafschap Zutphen veenpluis en aan den Zoom der Veluwe Eriophorum polystachyum Fig. 3Ó3. ten slotte geelgroen. E. latifólium') L. Breed wollegras (fig. 364). Deze plant is vrij dicht zodenvormend, levendig- Zij heeft een driezijdigen stengel (fig. 364). De onderste bladen hebben een zwartbruine, ten slotte rafelende scheede en evenals de stengelbladen een vlakke, smal lancetvormige, tot circa 7 mM breede, toegespitste, vlakke, aan den top driekantige schijf, die aan de randen iets ruw is. De bovenste bladen zijn aan den voet der schijf meest zwartbruin. De bovenste bladscheede ligt nauw tegen den stengel aan. De schutblad


Size: 1399px × 1785px
Photo credit: © Central Historic Books / Alamy / Afripics
License: Licensed
Model Released: No

Keywords: ., bookcentury1900, bookcollectio, bookdecade1900, booksubjectplants